Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
interview

Mezzosopraan Joyce DiDonato: ‘Door muziek voel ik me begrepen’

door Joost Galema
18 mei 2021 18 mei 2021

Joyce DiDonato bewandelde een lang en kronkelig pad naar de top. Haar cd Songplay is een eerbetoon aan de eerste onzekere schreden in het muziekvak. ‘Deze liederen stonden op kruispunten in mijn leven.’

  • Joyce DiDonato

    Joyce DiDonato

  • Joyce DiDonato

    Joyce DiDonato

Aan het einde van haar album Songplay (2019) keert Joyce DiDonato even terug naar de onzekere beginjaren van haar zangstudie. Haar stem worstelt zich door Caro mio ben, een van de vierentwintig ­Italiaanse liederen uit het boek Arie antiche, dat ze tot ‘zangersbijbel’ bestempelt. Aan de hand van dit repertoire zullen de docenten beslissen of hun leerlingen een toekomst op het podium wacht, en – zo ja – in welke stemsoort. ‘Dit is voor alle eerstejaars zangstudenten’, jubelt DiDonato na de laatste noot van haar opzettelijk wiebelige vertolking. ‘Jullie kunnen het! Play with a song.’

De oprisping ontstond spontaan aan het slot van een intense opnameweek, zegt de Amerikaanse mezzosopraan. ‘Er restte nog een halfuur, dat we niet wilden verspillen. Alle beginners voelen in het diepst van hun wezen hoe bibberig de eerste passen zijn op de lange reis om je stem te leren kennen en te beheersen. Caro mio ben was mijn liefdesbrief aan hen, met de aanmoediging om geduldig te blijven, om vertrouwen te hebben in de weg, en te weten dat met de tijd de melodieën zullen komen.’

DiDonato zong de Ita­liaanse liederen van Songplay – ‘en lange tijd armzalig’ – tijdens haar studie. Ze keerde naar dit repertoire terug toen haar loopbaan op een dood spoor belandde. In 1997 bij een Londens zangconcours kreeg ze van een jurylid – de bekende Britse pianist en liedbegeleider Graham Johnson – te horen dat zij ‘niets te bieden had als musicus’. DiDonato beschouwde diens opmerking als ‘een schop onder mijn kont’, en begon aan een diepgravend onderzoek naar wat muziek voor haar betekent, naar haar ‘innerlijke kracht’. De uitkomst was dat de mezzo – onder contract bij de talentenstudio van de Houston Grand Opera – besloot tot een gewaagde stap: haar zangtechniek vanaf de grond opnieuw opbouwen. Leidraad werd weer het boek met vierentwintig Italiaanse liederen en aria’s.

‘Ze worden gehaat door alle eerstejaars zangstudenten, omdat ze zo genadeloos onze tekortkomingen blootleggen’, zegt ze. ‘Maar ze stonden op de kruispunten in mijn leven. Ik leerde ze kennen in de tijd dat mijn droom bestond uit een baan als koordocent op een high school. Ik had toen niet kunnen voorzien dat ze jaren later aan de basis zouden staan van wat een grote solocarrière zou worden, en dat ik op een goede dag, uit dankbaarheid en met een eigen jazzdraai, een album aan deze vaak verwenste liederen zou opdragen.’

Op Songplay wisselt DiDonato samen met een vijftal jazzmusici de Italiaanse liederen en aria’s af met Amerikaanse standards als (I’m Afraid) The Masquerade Is Over, Lullaby of Birdland en With a Song in My Heart. Die songs vormen de soundtrack van haar kinderjaren. ‘Bijna iedere avond draaiden mijn ouders platen met bigbands en jazz, het American Songbook maakte deel uit van mijn muzikale taal, maar zingen deed ik die nummers alleen in de beslotenheid van mijn slaapkamer.’

Jazz was een nieuwe ­ervaring. ‘Een sprong in het diepe’, zegt ze. ‘Niet alleen voor mij. We moesten op zoek naar een gezamenlijke klank. Bij jazz zit de bassectie in de drivers seat, drums en contrabas zijn de baas, en de anderen dansen eromheen. Maar in de klassieke wereld is mijn stem meestal leidend. We moesten nu eerst samen de groove vinden, waarna iedereen zich kon overgeven aan het genot van het musiceren.’

Joyce DiDonato
in 13 dilemma’s

koffie / thee
zonsopgang / zonsondergang
Agrippina / Ariodante ‘Een wreed dilemma. Daarom Agrippina’
leerling / leraar
‘Ze zijn één en dezelfde’
zee / bergen
zomer / winter, ‘Lente en herfst’
sneeuw / gras
bioscoop / theater
opera / lied
blauw / rood
links / rechts
koor / solo
Sondheim / Händel


Joyce DiDonato (geb. Flaherty) groeide op in de jaren zeventig en tachtig in Prairie Village, Kansas, in het hart van de Verenigde Staten. Haar ouders koesterden hun Iers-­katholieke wortels. Haar vader verdiende zijn geld als architect en dirigeerde het kerkkoor, haar moeder bespeelde dan het orgel. ‘Voor mijn gevoel waren de noten er eerder dan woorden. Ik leefde in een muzikaal huis. Toch was de sfeer daar niet open en liefdevol, maar vooral streng en dogmatisch. Muziek was voor mij een toevluchtsoord, de plek waar ik me begrepen voelde, alsof zij me beter kende dan ik mijzelf. En dat is in zekere zin zo gebleven. Muziek is nog altijd mijn grootste leermeester.’

In de avonduren, aan de eettafel, spraken de ouders met hun zeven kinderen vaak over roeping en dienstbaarheid. ‘Ik was voorbestemd om leraar te worden’, vertelt DiDonato. ‘Rondom mijn achttiende richtte het leven zich op een toekomst als koordocente op een middelbare school. Maar gedurende mijn studie begon het toneel steeds meer aan me te trekken. Daar voelde ik me thuis. Het veroorzaakte een innerlijk conflict, want een loopbaan in de opera leek me egocentrisch. Lesgeven daarentegen belichaamde de hoogstaande weg. Mijn vader hielp me uit deze impasse. ‘Joyce, er is meer dan één manier om mensen te bereiken, om je met hen te verbinden en om hen te onderwijzen’, zei hij. Die woorden zijn sindsdien mijn kompas gebleven.’

Aan het einde van haar album Songplay (2019) keert Joyce DiDonato even terug naar de onzekere beginjaren van haar zangstudie. Haar stem worstelt zich door Caro mio ben, een van de vierentwintig ­Italiaanse liederen uit het boek Arie antiche, dat ze tot ‘zangersbijbel’ bestempelt. Aan de hand van dit repertoire zullen de docenten beslissen of hun leerlingen een toekomst op het podium wacht, en – zo ja – in welke stemsoort. ‘Dit is voor alle eerstejaars zangstudenten’, jubelt DiDonato na de laatste noot van haar opzettelijk wiebelige vertolking. ‘Jullie kunnen het! Play with a song.’

De oprisping ontstond spontaan aan het slot van een intense opnameweek, zegt de Amerikaanse mezzosopraan. ‘Er restte nog een halfuur, dat we niet wilden verspillen. Alle beginners voelen in het diepst van hun wezen hoe bibberig de eerste passen zijn op de lange reis om je stem te leren kennen en te beheersen. Caro mio ben was mijn liefdesbrief aan hen, met de aanmoediging om geduldig te blijven, om vertrouwen te hebben in de weg, en te weten dat met de tijd de melodieën zullen komen.’

DiDonato zong de Ita­liaanse liederen van Songplay – ‘en lange tijd armzalig’ – tijdens haar studie. Ze keerde naar dit repertoire terug toen haar loopbaan op een dood spoor belandde. In 1997 bij een Londens zangconcours kreeg ze van een jurylid – de bekende Britse pianist en liedbegeleider Graham Johnson – te horen dat zij ‘niets te bieden had als musicus’. DiDonato beschouwde diens opmerking als ‘een schop onder mijn kont’, en begon aan een diepgravend onderzoek naar wat muziek voor haar betekent, naar haar ‘innerlijke kracht’. De uitkomst was dat de mezzo – onder contract bij de talentenstudio van de Houston Grand Opera – besloot tot een gewaagde stap: haar zangtechniek vanaf de grond opnieuw opbouwen. Leidraad werd weer het boek met vierentwintig Italiaanse liederen en aria’s.

‘Ze worden gehaat door alle eerstejaars zangstudenten, omdat ze zo genadeloos onze tekortkomingen blootleggen’, zegt ze. ‘Maar ze stonden op de kruispunten in mijn leven. Ik leerde ze kennen in de tijd dat mijn droom bestond uit een baan als koordocent op een high school. Ik had toen niet kunnen voorzien dat ze jaren later aan de basis zouden staan van wat een grote solocarrière zou worden, en dat ik op een goede dag, uit dankbaarheid en met een eigen jazzdraai, een album aan deze vaak verwenste liederen zou opdragen.’

Op Songplay wisselt DiDonato samen met een vijftal jazzmusici de Italiaanse liederen en aria’s af met Amerikaanse standards als (I’m Afraid) The Masquerade Is Over, Lullaby of Birdland en With a Song in My Heart. Die songs vormen de soundtrack van haar kinderjaren. ‘Bijna iedere avond draaiden mijn ouders platen met bigbands en jazz, het American Songbook maakte deel uit van mijn muzikale taal, maar zingen deed ik die nummers alleen in de beslotenheid van mijn slaapkamer.’

Jazz was een nieuwe ­ervaring. ‘Een sprong in het diepe’, zegt ze. ‘Niet alleen voor mij. We moesten op zoek naar een gezamenlijke klank. Bij jazz zit de bassectie in de drivers seat, drums en contrabas zijn de baas, en de anderen dansen eromheen. Maar in de klassieke wereld is mijn stem meestal leidend. We moesten nu eerst samen de groove vinden, waarna iedereen zich kon overgeven aan het genot van het musiceren.’

Joyce DiDonato
in 13 dilemma’s

koffie / thee
zonsopgang / zonsondergang
Agrippina / Ariodante ‘Een wreed dilemma. Daarom Agrippina’
leerling / leraar
‘Ze zijn één en dezelfde’
zee / bergen
zomer / winter, ‘Lente en herfst’
sneeuw / gras
bioscoop / theater
opera / lied
blauw / rood
links / rechts
koor / solo
Sondheim / Händel


Joyce DiDonato (geb. Flaherty) groeide op in de jaren zeventig en tachtig in Prairie Village, Kansas, in het hart van de Verenigde Staten. Haar ouders koesterden hun Iers-­katholieke wortels. Haar vader verdiende zijn geld als architect en dirigeerde het kerkkoor, haar moeder bespeelde dan het orgel. ‘Voor mijn gevoel waren de noten er eerder dan woorden. Ik leefde in een muzikaal huis. Toch was de sfeer daar niet open en liefdevol, maar vooral streng en dogmatisch. Muziek was voor mij een toevluchtsoord, de plek waar ik me begrepen voelde, alsof zij me beter kende dan ik mijzelf. En dat is in zekere zin zo gebleven. Muziek is nog altijd mijn grootste leermeester.’

In de avonduren, aan de eettafel, spraken de ouders met hun zeven kinderen vaak over roeping en dienstbaarheid. ‘Ik was voorbestemd om leraar te worden’, vertelt DiDonato. ‘Rondom mijn achttiende richtte het leven zich op een toekomst als koordocente op een middelbare school. Maar gedurende mijn studie begon het toneel steeds meer aan me te trekken. Daar voelde ik me thuis. Het veroorzaakte een innerlijk conflict, want een loopbaan in de opera leek me egocentrisch. Lesgeven daarentegen belichaamde de hoogstaande weg. Mijn vader hielp me uit deze impasse. ‘Joyce, er is meer dan één manier om mensen te bereiken, om je met hen te verbinden en om hen te onderwijzen’, zei hij. Die woorden zijn sindsdien mijn kompas gebleven.’

  • Joyce DiDonato

    foto: Chris Singer

    Joyce DiDonato

    foto: Chris Singer

  • Joyce DiDonato

    foto: Chris Singer

    Joyce DiDonato

    foto: Chris Singer

Deel van die roeping komt tot uiting in haar maatschappelijk werk. Ze steunt muzieklessen aan vluchtelingenkinderen in Griekenland en is ambassadeur van World Voice, een wereldwijde organisatie die zich beijvert voor zanglessen op scholen. In de Verenigde Staten maakt ze programma’s met veroordeelden in de beruchte Sing Sing-gevangenis en in een jeugddetentiecentrum in Chicago: ‘Het Amerikaanse gevangenissysteem ligt in puin. Wie wil helpen, moet over de krachten van Hercules beschikken. Muziek en kunst, zo ervaar ik, zijn de sleutels tot verandering en genezing op deze plekken en in de harten van de mensen die daar zijn opgesloten.’

‘Het pad van een musicus bestaat uit voortdurend zelfonderzoek’

Onlangs verscheen van DiDonato een album met Schuberts liederencyclus Winterreise. Pianist en dirigent Yannick Nézet-Séguin spoorde haar aan om zich te verdiepen in het verhaal van de jongeman die huis, haard en liefde verlaat om alleen door een kille besneeuwde wereld te zwerven. ‘Die pijn, de verlatenheid, de vlucht, het verlangen, de afzondering – het zijn diepmenselijke emoties waar iedereen zich in kan herkennen. Hoe dieper ik doordrong in die cyclus, hoe vaker ik me afvroeg wat de geschiedenis was van de vrouw die hij in de steek had gelaten. Hoe ontvouwde haar lot zich na zijn nachtelijke vlucht? Misschien kwam het doordat ik in die tijd de rol van Charlotte zong in Massenets opera Werther. Wat doet zij als het doek sluit na de zelfmoord van Werther? Zal zij met het pistool dat naast hem ligt haar eigen leven beëindigen? Of keert ze naar haar man terug alsof er niets gebeurd is? Zulke vragen komen ook in me op bij Winterreise. Ik wilde de vrouwelijke kant van die cyclus verkennen. Er bestaat geen definitief antwoord op al die vragen. Het slotlied, de ontmoeting met de oude draailierspeler – belichaamt hij de dood of het leven? –, is voor mij elke keer anders. Daarin zit ook het wezen van de kunst: het pad van een musicus bestaat uit voortdurend zelfonderzoek, vragen stellen, ontdekkingen doen – we komen nooit aan en blijven altijd onderweg.’

 

Deel van die roeping komt tot uiting in haar maatschappelijk werk. Ze steunt muzieklessen aan vluchtelingenkinderen in Griekenland en is ambassadeur van World Voice, een wereldwijde organisatie die zich beijvert voor zanglessen op scholen. In de Verenigde Staten maakt ze programma’s met veroordeelden in de beruchte Sing Sing-gevangenis en in een jeugddetentiecentrum in Chicago: ‘Het Amerikaanse gevangenissysteem ligt in puin. Wie wil helpen, moet over de krachten van Hercules beschikken. Muziek en kunst, zo ervaar ik, zijn de sleutels tot verandering en genezing op deze plekken en in de harten van de mensen die daar zijn opgesloten.’

‘Het pad van een musicus bestaat uit voortdurend zelfonderzoek’

Onlangs verscheen van DiDonato een album met Schuberts liederencyclus Winterreise. Pianist en dirigent Yannick Nézet-Séguin spoorde haar aan om zich te verdiepen in het verhaal van de jongeman die huis, haard en liefde verlaat om alleen door een kille besneeuwde wereld te zwerven. ‘Die pijn, de verlatenheid, de vlucht, het verlangen, de afzondering – het zijn diepmenselijke emoties waar iedereen zich in kan herkennen. Hoe dieper ik doordrong in die cyclus, hoe vaker ik me afvroeg wat de geschiedenis was van de vrouw die hij in de steek had gelaten. Hoe ontvouwde haar lot zich na zijn nachtelijke vlucht? Misschien kwam het doordat ik in die tijd de rol van Charlotte zong in Massenets opera Werther. Wat doet zij als het doek sluit na de zelfmoord van Werther? Zal zij met het pistool dat naast hem ligt haar eigen leven beëindigen? Of keert ze naar haar man terug alsof er niets gebeurd is? Zulke vragen komen ook in me op bij Winterreise. Ik wilde de vrouwelijke kant van die cyclus verkennen. Er bestaat geen definitief antwoord op al die vragen. Het slotlied, de ontmoeting met de oude draailierspeler – belichaamt hij de dood of het leven? –, is voor mij elke keer anders. Daarin zit ook het wezen van de kunst: het pad van een musicus bestaat uit voortdurend zelfonderzoek, vragen stellen, ontdekkingen doen – we komen nooit aan en blijven altijd onderweg.’

 

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.