Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
column

Een apotheose op het podium

door Anna de Vey Mestdagh
16 jan. 2024 16 januari 2024

Tweede violiste in het Concertgebouworkest Anna de Vey Mestdagh laat in haar maandelijkse column weten wat haar zoal bezighoudt. Deze maand: Anna’s herinneringen aan een emotionele uitvoering bijna veertig jaar geleden.

  • Anna de Veij Mestdagh

    foto: Milagro Elstak

    Anna de Veij Mestdagh

    foto: Milagro Elstak

  • Anna de Veij Mestdagh

    foto: Milagro Elstak

    Anna de Veij Mestdagh

    foto: Milagro Elstak

Begin deze maand staan de Gurre-­Li­ed­er van Arnold Schönberg bij het Concertgebouworkest op het programma. Dat is bijzonder, want het is een episch liefdesverhaal met een enorme bezetting. Een bezetting die als allergrootste genoteerd staat in het Guinness Book of Records. Behalve dat er drie koren, vijf zangsolisten en een spreker bij komen kijken is ook het orkest behoorlijk uitgebreid. Er spelen 7 fluitisten, 8 klarinettisten, 4 harpisten, 10 hoornisten en veel extra strijkers mee. Hoe dat straks allemaal moet passen? Het gedeelte achter het ­orkest, waar normaal gesproken ook publiek zit, zal zeker bij het podium betrokken worden.

Bijna veertig jaar geleden speelde ik de Gurre-Lie­der voor het eerst, met het European Community Youth Orchestra. Voor de gelegenheid werden we samengevoegd met het Gustav Mah­ler ­Jugendorchester, waarin musici uit Oostenrijk en de oostbloklanden speelden. Het werd een onvergetelijke belevenis, niet in de laatste plaats omdat het, nog vóór de val van de Berlijnse Muur, een ontmoeting tussen Oost- en West-Europa was. Maar ook de dirigent en solisten maakten grote indruk. Sopraan Jessye Norman was magistraal, Claudio Abbado met zijn verlegen glimlach de meest verbindende dirigent die ik ooit heb meegemaakt. Na alle – bijna twee uur durende – dramatische ontwikkelingen komt het in het slotkoor tot een ­apotheose, waarbij alle drie koren extatisch zingen: ‘Seht die Sonne!’ Waarbij de o van ­‘Sonne’ oneindig lang uitgesponnen wordt. Abbado nodigde het gehele orkest uit om mee te zingen, en wat er toen gebeurde… Ik heb nog nooit zoveel huilende mensen op het podium gezien.

Dit keer spelen wij Schönbergs Gurre-­Lie­der onder leiding van onze voormalige chef Riccardo Chailly, de man die destijds grote indruk heeft gemaakt met zijn strakke Stravinsky-vertolkingen en de soevereine manier waarop hij opera-uitvoeringen leidde. Dit complexe werk vertrouw ik hem dus van harte toe. En of er weer gehuild wordt? Ik sluit het niet uit.

Begin deze maand staan de Gurre-­Li­ed­er van Arnold Schönberg bij het Concertgebouworkest op het programma. Dat is bijzonder, want het is een episch liefdesverhaal met een enorme bezetting. Een bezetting die als allergrootste genoteerd staat in het Guinness Book of Records. Behalve dat er drie koren, vijf zangsolisten en een spreker bij komen kijken is ook het orkest behoorlijk uitgebreid. Er spelen 7 fluitisten, 8 klarinettisten, 4 harpisten, 10 hoornisten en veel extra strijkers mee. Hoe dat straks allemaal moet passen? Het gedeelte achter het ­orkest, waar normaal gesproken ook publiek zit, zal zeker bij het podium betrokken worden.

Bijna veertig jaar geleden speelde ik de Gurre-Lie­der voor het eerst, met het European Community Youth Orchestra. Voor de gelegenheid werden we samengevoegd met het Gustav Mah­ler ­Jugendorchester, waarin musici uit Oostenrijk en de oostbloklanden speelden. Het werd een onvergetelijke belevenis, niet in de laatste plaats omdat het, nog vóór de val van de Berlijnse Muur, een ontmoeting tussen Oost- en West-Europa was. Maar ook de dirigent en solisten maakten grote indruk. Sopraan Jessye Norman was magistraal, Claudio Abbado met zijn verlegen glimlach de meest verbindende dirigent die ik ooit heb meegemaakt. Na alle – bijna twee uur durende – dramatische ontwikkelingen komt het in het slotkoor tot een ­apotheose, waarbij alle drie koren extatisch zingen: ‘Seht die Sonne!’ Waarbij de o van ­‘Sonne’ oneindig lang uitgesponnen wordt. Abbado nodigde het gehele orkest uit om mee te zingen, en wat er toen gebeurde… Ik heb nog nooit zoveel huilende mensen op het podium gezien.

Dit keer spelen wij Schönbergs Gurre-­Lie­der onder leiding van onze voormalige chef Riccardo Chailly, de man die destijds grote indruk heeft gemaakt met zijn strakke Stravinsky-vertolkingen en de soevereine manier waarop hij opera-uitvoeringen leidde. Dit complexe werk vertrouw ik hem dus van harte toe. En of er weer gehuild wordt? Ik sluit het niet uit.

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.