Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
notenbeeld

De noten van Strauss' Symfonia domestica

door Floris Don
01 jun. 2017 01 juni 2017

Met zijn Symphonia domestica bood Richard Strauss een inkijkje in huize Strauss. Inclusief nachtleven. De kaartverkoop bij de première was overweldigend.

Richard Strauss kon alles op muziek zetten: een zonsopgang, blatende schapen, zure recensenten, het breken van een nek, en naar verluidt zelfs een glas bier. Dus waarom naast alle larger than life-personages die zijn eerste zes Tondichtungen bevolken niet ook het dagelijkse leven zelf toonzetten? Aldus componeerde Strauss, na het omstreden succes van Ein Heldenleben, zijn ­Symphonia domestica. Portretteerde Strauss zichzelf in Ein Heldenleben als de trotse held die ten strijde trekt tegen zijn critici, aan de vijfdelige Symphonia domestica lijkt een bescheidener plot ten grondslag te liggen: een etmaal uit het huiselijke leven van Strauss, zijn vrouw en hun kleine zoontje. Maar bescheidenheid is een eigenschap die Strauss uiteindelijk misstaat. Welke componist immers schepte zó op over zijn echtelijke seksleven?

Rode oortjes

De wereldpremière van Symphonia domestica vond plaats in 1904 in New York, als onderdeel van een Amerikaanse tournee waarbij Strauss zowel ­dirigeerde als aan de piano zijn vrouw Pauline de Ahna – een beroemde sopraan – ­begeleidde. Vijftien repetities had Strauss nodig met het Wetzler Symphony Orchestra om zijn extraverte, het onderwerp ten spijt zelfs megalomaan ge­­orkestreerde toongedicht in wereldpremière te kunnen brengen.

De partituur (alleen nog overtroffen door Strauss’ laatste toongedicht Eine Alpensinfonie) vraagt onder meer om een oboe d’amore, twee harpen, klokkenspel, vijf klarinetten, vijf fagotten, vier trompetten, acht hoorns en zelfs vier saxofoons. Een zinderend klankbeeld is het gevolg.

'Welke componist schepte zó op over zijn echtelijke seksleven?'

Al liet Strauss in Amerika over zijn nieuwste werk geen details los, toch ging over die eerste uitvoering in Carnegie Hall als een lopend vuurtje rond dat de componist zijn nachtelijke activiteiten te luister had gezet. Wellicht mede daarom bleek de vraag naar kaarten groot, en werden twee extra concerten ingelast in Wanamaker’s Manhattan Department Store. Op een leeggeruimde verdieping verzamelden zich in totaal zesduizend luisteraars, die wellicht rode oortjes kregen bij het horen van het stomende Adagio.

Richard Strauss kon alles op muziek zetten: een zonsopgang, blatende schapen, zure recensenten, het breken van een nek, en naar verluidt zelfs een glas bier. Dus waarom naast alle larger than life-personages die zijn eerste zes Tondichtungen bevolken niet ook het dagelijkse leven zelf toonzetten? Aldus componeerde Strauss, na het omstreden succes van Ein Heldenleben, zijn ­Symphonia domestica. Portretteerde Strauss zichzelf in Ein Heldenleben als de trotse held die ten strijde trekt tegen zijn critici, aan de vijfdelige Symphonia domestica lijkt een bescheidener plot ten grondslag te liggen: een etmaal uit het huiselijke leven van Strauss, zijn vrouw en hun kleine zoontje. Maar bescheidenheid is een eigenschap die Strauss uiteindelijk misstaat. Welke componist immers schepte zó op over zijn echtelijke seksleven?

Rode oortjes

De wereldpremière van Symphonia domestica vond plaats in 1904 in New York, als onderdeel van een Amerikaanse tournee waarbij Strauss zowel ­dirigeerde als aan de piano zijn vrouw Pauline de Ahna – een beroemde sopraan – ­begeleidde. Vijftien repetities had Strauss nodig met het Wetzler Symphony Orchestra om zijn extraverte, het onderwerp ten spijt zelfs megalomaan ge­­orkestreerde toongedicht in wereldpremière te kunnen brengen.

De partituur (alleen nog overtroffen door Strauss’ laatste toongedicht Eine Alpensinfonie) vraagt onder meer om een oboe d’amore, twee harpen, klokkenspel, vijf klarinetten, vijf fagotten, vier trompetten, acht hoorns en zelfs vier saxofoons. Een zinderend klankbeeld is het gevolg.

'Welke componist schepte zó op over zijn echtelijke seksleven?'

Al liet Strauss in Amerika over zijn nieuwste werk geen details los, toch ging over die eerste uitvoering in Carnegie Hall als een lopend vuurtje rond dat de componist zijn nachtelijke activiteiten te luister had gezet. Wellicht mede daarom bleek de vraag naar kaarten groot, en werden twee extra concerten ingelast in Wanamaker’s Manhattan Department Store. Op een leeggeruimde verdieping verzamelden zich in totaal zesduizend luisteraars, die wellicht rode oortjes kregen bij het horen van het stomende Adagio.

Lawaaiige Beierse baby

Maar eerst de hoofdthema’s. Strauss reserveert vier motieven voor zichzelf, die zich alle kenmerken door een stijgend karakter, of dit nu een ‘gemächlich’, ‘traumerisch’, ‘mürrisch’ of ‘feurig’ gemoed betreft. Dat laatste vurige motief (1) heeft wel iets van de held van Ein Heldenleben.

Strauss’ vrouw Pauline wordt juist met een aantal complementair dálende motieven neergezet (2). Over haar stormachtige karakter laat Strauss geen twijfel: de introductie van haar thema gaat gepaard met woest fladderende ‘Flatterzunge’, een ruige klank die ontstaat door met trillende tong (r-klank) te blazen. De dag in huize Strauss lijkt met flink gekibbel te zijn begonnen.

Bubi Franz brengt enige verstilling in het huishouden. Het is een innig portret van Strauss’ enige zoon Franz, geboren in 1897. Na een zachte viooltriller klinkt zijn motief liefdevol in de oboe d’amore (3). Het kind paradeert langs bewonderende familieleden. Strauss schreef in de partituur bij het koper: ‘Die Tanten: “Ganz der Papa!” – Die Onkeln: “Ganz die Mama!”’. Hilarisch detail: hier klinkt het mannenthema in de hoge trompet en het vrouwelijke thema in de lage trombones.

'De dag in huize Strauss lijkt met flink gekibbel te zijn begonnen'

Inderdaad heeft het schijnbaar vredige kind toch het pittige karakter van zijn ouders: na zich op zijn schattigst te hebben vertoond moet hij naar bed, met de nodige tegenstribbelingen (Scherzo) tot gevolg. Zoals de dirigent Hans Richter het ad rem verwoordde: de brandende goden in het Walhalla maken niet half zoveel lawaai als een Beierse baby in zijn bad.

Een ‘Wiegenlied’ biedt uitkomst. Twee klarinetten citeren een Venetiaans bootliedje van Felix Mendelssohn, afkomstig uit zijn Lieder ohne Worte, opus 19. Prachtig is het duet tussen hobo en fluit, een melodie die gaandeweg ook door strijkers wordt opgepikt: een componist die zulke liefdevolle muziek schrijft, vergeef je graag zijn ijdelheden. Onder kabbelend gezang dut de kleine in.

Onrustige dromen

Dan slaat de klok zevenmaal: de avond valt, de man trekt zich terug in zijn slaapkamer (Adagio). De vrouw komt binnen, en een flirterige passage mondt uit in de beruchte vrijpartij. Nogal suggestief is een pompend ritme dat in een voortijdige climax lijkt uit te monden. Maar na uitgebreide liefkozingen van onder meer de soloviool wordt de passie nog eens dubbel opgestookt, met een gelijktijdig klinken van het mannelijke en vrouwelijke thema (stijging respectievelijk daling) in fortississimo (4).

'Een componist die zulke liefdevolle muziek schrijft, vergeef je graag zijn ijdelheden'

Geestig genoeg is Strauss’ ­commentaar, dat hij niet publiceerde maar wel in een vroege versie van de partituur bij deze climax noteerde: “Das weibliche Motiv in sehr aufgeregter Figuration; das ­maennliche sich schnell beruhigend.”

Onrustige dromen plagen de protagonisten, waarin de beelden elkaar snel opvolgen. Dan klinkt de klok wederom zevenmaal. De nieuwe dag begint, en daarmee de zeer complexe finale. Een gedempte trompet kondigt het ontwaken van de kleine aan. Een zeer stevige dubbelfuga wordt hierop door de fagot ingezet, als symbool voor de hechte, zij het nogal opvliegerige familie: denk slaande deuren en brekend servies.

Het eerste fugathema begint met een stijgende interval en is gebaseerd op het materiaal van de echtgenoot, het tweede fugathema telt snel dalende nootjes en is geïnspireerd op het ‘grazioso-motief’ van de echtgenote, zij het nu in zeer bitse vorm. Het lyrische kindthema klinkt af en toe op in de blazers in een vergeefse poging de boel te sussen.

De fuga bereikt een apocalyptische uitbarsting, waarna de soloviool het troostende kindthema ongehinderd laat opbloeien en de resterende tien minuten getuigen van vreedzaam – maar niet per se vredig – samenzijn. Een nieuw thema klinkt in de cello’s, alsof de familie gezamenlijk een volksliedje aanheft. Het slot, vol schitterend kopergezang, is triomfantelijk maar niet hol: Strauss nam zijn gezinsportret ondanks de nodige zelfspot uiteindelijk zeer serieus, ‘want wat kan er serieuzer zijn dan het ­familieleven?’

Lawaaiige Beierse baby

Maar eerst de hoofdthema’s. Strauss reserveert vier motieven voor zichzelf, die zich alle kenmerken door een stijgend karakter, of dit nu een ‘gemächlich’, ‘traumerisch’, ‘mürrisch’ of ‘feurig’ gemoed betreft. Dat laatste vurige motief (1) heeft wel iets van de held van Ein Heldenleben.

Strauss’ vrouw Pauline wordt juist met een aantal complementair dálende motieven neergezet (2). Over haar stormachtige karakter laat Strauss geen twijfel: de introductie van haar thema gaat gepaard met woest fladderende ‘Flatterzunge’, een ruige klank die ontstaat door met trillende tong (r-klank) te blazen. De dag in huize Strauss lijkt met flink gekibbel te zijn begonnen.

Bubi Franz brengt enige verstilling in het huishouden. Het is een innig portret van Strauss’ enige zoon Franz, geboren in 1897. Na een zachte viooltriller klinkt zijn motief liefdevol in de oboe d’amore (3). Het kind paradeert langs bewonderende familieleden. Strauss schreef in de partituur bij het koper: ‘Die Tanten: “Ganz der Papa!” – Die Onkeln: “Ganz die Mama!”’. Hilarisch detail: hier klinkt het mannenthema in de hoge trompet en het vrouwelijke thema in de lage trombones.

'De dag in huize Strauss lijkt met flink gekibbel te zijn begonnen'

Inderdaad heeft het schijnbaar vredige kind toch het pittige karakter van zijn ouders: na zich op zijn schattigst te hebben vertoond moet hij naar bed, met de nodige tegenstribbelingen (Scherzo) tot gevolg. Zoals de dirigent Hans Richter het ad rem verwoordde: de brandende goden in het Walhalla maken niet half zoveel lawaai als een Beierse baby in zijn bad.

Een ‘Wiegenlied’ biedt uitkomst. Twee klarinetten citeren een Venetiaans bootliedje van Felix Mendelssohn, afkomstig uit zijn Lieder ohne Worte, opus 19. Prachtig is het duet tussen hobo en fluit, een melodie die gaandeweg ook door strijkers wordt opgepikt: een componist die zulke liefdevolle muziek schrijft, vergeef je graag zijn ijdelheden. Onder kabbelend gezang dut de kleine in.

Onrustige dromen

Dan slaat de klok zevenmaal: de avond valt, de man trekt zich terug in zijn slaapkamer (Adagio). De vrouw komt binnen, en een flirterige passage mondt uit in de beruchte vrijpartij. Nogal suggestief is een pompend ritme dat in een voortijdige climax lijkt uit te monden. Maar na uitgebreide liefkozingen van onder meer de soloviool wordt de passie nog eens dubbel opgestookt, met een gelijktijdig klinken van het mannelijke en vrouwelijke thema (stijging respectievelijk daling) in fortississimo (4).

'Een componist die zulke liefdevolle muziek schrijft, vergeef je graag zijn ijdelheden'

Geestig genoeg is Strauss’ ­commentaar, dat hij niet publiceerde maar wel in een vroege versie van de partituur bij deze climax noteerde: “Das weibliche Motiv in sehr aufgeregter Figuration; das ­maennliche sich schnell beruhigend.”

Onrustige dromen plagen de protagonisten, waarin de beelden elkaar snel opvolgen. Dan klinkt de klok wederom zevenmaal. De nieuwe dag begint, en daarmee de zeer complexe finale. Een gedempte trompet kondigt het ontwaken van de kleine aan. Een zeer stevige dubbelfuga wordt hierop door de fagot ingezet, als symbool voor de hechte, zij het nogal opvliegerige familie: denk slaande deuren en brekend servies.

Het eerste fugathema begint met een stijgende interval en is gebaseerd op het materiaal van de echtgenoot, het tweede fugathema telt snel dalende nootjes en is geïnspireerd op het ‘grazioso-motief’ van de echtgenote, zij het nu in zeer bitse vorm. Het lyrische kindthema klinkt af en toe op in de blazers in een vergeefse poging de boel te sussen.

De fuga bereikt een apocalyptische uitbarsting, waarna de soloviool het troostende kindthema ongehinderd laat opbloeien en de resterende tien minuten getuigen van vreedzaam – maar niet per se vredig – samenzijn. Een nieuw thema klinkt in de cello’s, alsof de familie gezamenlijk een volksliedje aanheft. Het slot, vol schitterend kopergezang, is triomfantelijk maar niet hol: Strauss nam zijn gezinsportret ondanks de nodige zelfspot uiteindelijk zeer serieus, ‘want wat kan er serieuzer zijn dan het ­familieleven?’

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.