Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
meer dan klassiek

Chet Baker in Nederland

door Lonneke Tausch
24 mrt. 2023 24 maart 2023

Het Jazz Orchestra of the Concertgebouw blikt graag terug op de legendarische nachtconcerten van de jaren 1950-1960. Na avonden gewijd aan bijvoorbeeld Sarah Vaughan en Toots Thielemans draait het dit keer om Chet Baker.

  • Chet Baker & Edwin Rutten

    Foto: Nederlands Instituut voor Beeld & Geluid

    Chet Baker & Edwin Rutten

    Foto: Nederlands Instituut voor Beeld & Geluid

  • Chet Baker & Edwin Rutten

    Foto: Nederlands Instituut voor Beeld & Geluid

    Chet Baker & Edwin Rutten

    Foto: Nederlands Instituut voor Beeld & Geluid

De Amerikaanse jazztrompettist en zanger Chesney ‘Chet’ Baker (1929-1988) ontwikkelde in de jaren tachtig een speciale band met Amsterdam: in ruil voor optredens betrok hij een kamer boven café Maloe Melo aan de Lijnbaansgracht, hij verbleef tussen 1983 en 1985 geregeld aan de Da Costakade en hij trad op in het Bimhuis (toen nog aan de Oudeschans). Dit voorjaar is het vijfendertig jaar geleden dat de ‘Prince of Cool’ uit een Amsterdams raam viel en stierf; er zit een gedenksteen in de muur van Hotel Prins Hendrik, waar hij in de vroege ochtend van 13 mei 1988 dood op straat gevonden werd. Het hotel zit aan de kop van de beruchte Zeedijk, en Baker wordt in eerste instantie als onbekende heroïnedode aangemerkt in het mortuarium.

Er zit een gedenksteen in de muur van Hotel Prins Hendrik, waar hij dood op straat gevonden werd.

Typerend is Chet Bakers melancholieke toon. Zowel zijn trompetklank als zijn manier van zingen hebben iets droefs in zich. Een romantisch en intiem geluid, delicaat, vaak broos, verlegen, dat steeds meer in contrast kwam te staan met de hardheid van zijn latere leven. In San Francisco gestationeerd als trompettist in de Presidio Army Band begon Chet Baker in 1950 te spelen in plaatselijke clubs. Californië was de bakermat van de Westcoastjazz, en nadat hij in 1952 was verhuisd naar Los Angeles trad Baker op met ­bebopper Charlie Parker – om al snel over te stappen naar het unieke piano­loze kwartet van Gerry Mulligan. Daarmee nam hij voor het eerst My Funny Valentine op, de jazzstandard (1937, Rodgers & Hart) die hem voor altijd zou vergezellen. Mulligan werd gearresteerd vanwege drugsgebruik en in 1953 vormde Baker zijn eigen kwartet, waarmee hij in 1954 Baker Sings and Plays uitbracht, met hits als Let’s Get Lost en You Don’t Know What Love Is. In de ranglijsten van de bladen Metronome en DownBeat versloeg hij de trompettisten Miles Davis en Clifford Brown.

Het jaar 1955 markeert een doorbraak op twee fronten: zijn movie star looks bezorgen Baker een rol in de oorlogsfilm Hell’s Horizon, en hij onderneemt een zeven maanden (!) durende Europese tournee. Daarin doet de ‘James Dean of Jazz’ ook Het Concertgebouw aan. Zijn heroïneverslaving begint die jaren steeds meer zijn tol te eisen: Baker wordt meermaals gearresteerd voor drugsgerelateerde zaken, belandt zelfs voor anderhalf jaar in een Italiaanse gevangenis. In 1959 vestigt hij zich in Italië, zijn nieuwe platen worden als zwak beschouwd, en na nog meer drugsproblemen wordt hij in 1964 uitgezet naar de Verenigde Staten. In een vlaag van creativiteit neemt hij in drie dagen vijf platen op, maar nadat een drugsdealer zijn tanden kapot heeft geslagen – het zou om geld zijn gegaan – kan hij jarenlang geen trompet spelen.

In de jaren zeventig keert Baker langzaamaan terug op het podium; Dizzy Gillespie helpt hem op weg in New York, in 1973 is er een reünieshow met Gerry Mulligan, zijn spel is intens als nooit tevoren. Vanaf 1978 vertoeft Baker voornamelijk in Europa, en dan komt ook Nederland weer in beeld. In 1979 was hij in Hilversum voor het KRO-radioprogramma Nine O’Clock Jazz. Producers van die studiosessies waren Edwin Rutten (links op de foto met de trompettist) en presentator Lex Lammen. De geluidsbanden zijn onlangs teruggevonden door het Nederlands Jazz Archief en verschijnen deze maand op de dubbel-cd Blue Room: opnames uit april 1979 met ­pianist Phil Markowitz, bassist Jean-Louis Rassinfosse en drummer Charles Rice en uit november van hetzelfde jaar met een Nederlandse band bestaande uit pianist Frans Elsen, bassist Victor Kaihatu en drummer Eric Ineke.

Cool jazz

Na de Tweede Wereldoorlog ontstond in de Verenigde Staten een nieuwe richting in de jazz, met een – ten opzichte van de complexe en vaak jachtige bebop – rustiger tempo en een zachter karakter. De karakterisering ‘cool’ zou zijn ontleend aan de verzamel-lp Classics in Jazz: Cool and Quiet, die in 1953 uitkwam. De term komt terug in de compilatie Birth of the Cool (1957; met opnames uit 1949-50) van Miles Davis. Onder de sterren van de cool jazz zijn ook tenorsaxofonisten Lester Young en Stan Getz, baritonsaxofonist Gerry Mulligan, het Modern Jazz Quartet, trombonist Bob Brookmeyer, pianist Lennie Tristano en altsaxofonist Paul Desmond.

Erfgoed

De inmiddels vijftiendelige cd-reeks Jazz at the Concertgebouw – in 2012 bekroond met een Edison – ging in 2007 van start met Chet Baker: Indian Summer. Dit album bevat vijf (eigenlijk viereneenhalf) nummer uit Bakers nachtconcert in de Grote Zaal van 17 juni 1955 plus zes nummers (deels dezelfde) zoals ze de dag erop klonken in het Kurhaus in Scheveningen.

Die zaterdagavond in het uitverkochte Concertgebouw moet een belevenis zijn geweest. Voor de pauze traden de Tony Crombie All Stars op, een ­twaalfkoppige band inclusief twee zangers ron­dom de Londense drummer Tony Crombie. Chet Baker speelde in kwartetbezetting met Dick Twardzik (piano), Jimmy Bond (contrabas) en Peter Littman (drums) – al waren eigenlijk pianist Russ Freeman en bassist Bob Carter aangekondigd.

Poëzie

Remco Campert (1929-2022), groot jazzliefhebber, was aanwezig bij Chet Bakers Concertgebouwoptreden in 1955 en schreef een gedicht. Het begin: Zijn stem is een zachte regen / als de kleine voeten van het vreemde meisje / op het mollige tapijt / […] Voor in zijn mond zingt aarzelend de liefde.

 

De Amerikaanse jazztrompettist en zanger Chesney ‘Chet’ Baker (1929-1988) ontwikkelde in de jaren tachtig een speciale band met Amsterdam: in ruil voor optredens betrok hij een kamer boven café Maloe Melo aan de Lijnbaansgracht, hij verbleef tussen 1983 en 1985 geregeld aan de Da Costakade en hij trad op in het Bimhuis (toen nog aan de Oudeschans). Dit voorjaar is het vijfendertig jaar geleden dat de ‘Prince of Cool’ uit een Amsterdams raam viel en stierf; er zit een gedenksteen in de muur van Hotel Prins Hendrik, waar hij in de vroege ochtend van 13 mei 1988 dood op straat gevonden werd. Het hotel zit aan de kop van de beruchte Zeedijk, en Baker wordt in eerste instantie als onbekende heroïnedode aangemerkt in het mortuarium.

Er zit een gedenksteen in de muur van Hotel Prins Hendrik, waar hij dood op straat gevonden werd.

Typerend is Chet Bakers melancholieke toon. Zowel zijn trompetklank als zijn manier van zingen hebben iets droefs in zich. Een romantisch en intiem geluid, delicaat, vaak broos, verlegen, dat steeds meer in contrast kwam te staan met de hardheid van zijn latere leven. In San Francisco gestationeerd als trompettist in de Presidio Army Band begon Chet Baker in 1950 te spelen in plaatselijke clubs. Californië was de bakermat van de Westcoastjazz, en nadat hij in 1952 was verhuisd naar Los Angeles trad Baker op met ­bebopper Charlie Parker – om al snel over te stappen naar het unieke piano­loze kwartet van Gerry Mulligan. Daarmee nam hij voor het eerst My Funny Valentine op, de jazzstandard (1937, Rodgers & Hart) die hem voor altijd zou vergezellen. Mulligan werd gearresteerd vanwege drugsgebruik en in 1953 vormde Baker zijn eigen kwartet, waarmee hij in 1954 Baker Sings and Plays uitbracht, met hits als Let’s Get Lost en You Don’t Know What Love Is. In de ranglijsten van de bladen Metronome en DownBeat versloeg hij de trompettisten Miles Davis en Clifford Brown.

Het jaar 1955 markeert een doorbraak op twee fronten: zijn movie star looks bezorgen Baker een rol in de oorlogsfilm Hell’s Horizon, en hij onderneemt een zeven maanden (!) durende Europese tournee. Daarin doet de ‘James Dean of Jazz’ ook Het Concertgebouw aan. Zijn heroïneverslaving begint die jaren steeds meer zijn tol te eisen: Baker wordt meermaals gearresteerd voor drugsgerelateerde zaken, belandt zelfs voor anderhalf jaar in een Italiaanse gevangenis. In 1959 vestigt hij zich in Italië, zijn nieuwe platen worden als zwak beschouwd, en na nog meer drugsproblemen wordt hij in 1964 uitgezet naar de Verenigde Staten. In een vlaag van creativiteit neemt hij in drie dagen vijf platen op, maar nadat een drugsdealer zijn tanden kapot heeft geslagen – het zou om geld zijn gegaan – kan hij jarenlang geen trompet spelen.

In de jaren zeventig keert Baker langzaamaan terug op het podium; Dizzy Gillespie helpt hem op weg in New York, in 1973 is er een reünieshow met Gerry Mulligan, zijn spel is intens als nooit tevoren. Vanaf 1978 vertoeft Baker voornamelijk in Europa, en dan komt ook Nederland weer in beeld. In 1979 was hij in Hilversum voor het KRO-radioprogramma Nine O’Clock Jazz. Producers van die studiosessies waren Edwin Rutten (links op de foto met de trompettist) en presentator Lex Lammen. De geluidsbanden zijn onlangs teruggevonden door het Nederlands Jazz Archief en verschijnen deze maand op de dubbel-cd Blue Room: opnames uit april 1979 met ­pianist Phil Markowitz, bassist Jean-Louis Rassinfosse en drummer Charles Rice en uit november van hetzelfde jaar met een Nederlandse band bestaande uit pianist Frans Elsen, bassist Victor Kaihatu en drummer Eric Ineke.

Cool jazz

Na de Tweede Wereldoorlog ontstond in de Verenigde Staten een nieuwe richting in de jazz, met een – ten opzichte van de complexe en vaak jachtige bebop – rustiger tempo en een zachter karakter. De karakterisering ‘cool’ zou zijn ontleend aan de verzamel-lp Classics in Jazz: Cool and Quiet, die in 1953 uitkwam. De term komt terug in de compilatie Birth of the Cool (1957; met opnames uit 1949-50) van Miles Davis. Onder de sterren van de cool jazz zijn ook tenorsaxofonisten Lester Young en Stan Getz, baritonsaxofonist Gerry Mulligan, het Modern Jazz Quartet, trombonist Bob Brookmeyer, pianist Lennie Tristano en altsaxofonist Paul Desmond.

Erfgoed

De inmiddels vijftiendelige cd-reeks Jazz at the Concertgebouw – in 2012 bekroond met een Edison – ging in 2007 van start met Chet Baker: Indian Summer. Dit album bevat vijf (eigenlijk viereneenhalf) nummer uit Bakers nachtconcert in de Grote Zaal van 17 juni 1955 plus zes nummers (deels dezelfde) zoals ze de dag erop klonken in het Kurhaus in Scheveningen.

Die zaterdagavond in het uitverkochte Concertgebouw moet een belevenis zijn geweest. Voor de pauze traden de Tony Crombie All Stars op, een ­twaalfkoppige band inclusief twee zangers ron­dom de Londense drummer Tony Crombie. Chet Baker speelde in kwartetbezetting met Dick Twardzik (piano), Jimmy Bond (contrabas) en Peter Littman (drums) – al waren eigenlijk pianist Russ Freeman en bassist Bob Carter aangekondigd.

Poëzie

Remco Campert (1929-2022), groot jazzliefhebber, was aanwezig bij Chet Bakers Concertgebouwoptreden in 1955 en schreef een gedicht. Het begin: Zijn stem is een zachte regen / als de kleine voeten van het vreemde meisje / op het mollige tapijt / […] Voor in zijn mond zingt aarzelend de liefde.

 

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.