Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Concertprogramma

Concertprogramma

Jonge Nederlanders: Niek Baar in Grand duo met Kristian Bezuidenhout

Jonge Nederlanders: Niek Baar in Grand duo met Kristian Bezuidenhout

Kleine Zaal
22 september 2021
20.45 uur

Print dit programma

Niek Baar viool
Kristian Bezuidenhout fortepiano

Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791)

Sonate in G gr.t., KV 379 (1781)
Adagio – Allegro
Andantino cantabile

Franz Schubert (1797-1828)

Sonate in A gr.t., D 574 (1817) ‘Grand duo’
Allegro moderato
Scherzo: presto
Andantino
Allegro vivace

Ludwig van Beethoven (1770-1827)

Sonate in G gr.t., op. 96 (1812) ‘Erzherzogssonate’
Allegro moderato
Adagio espressivo
Scherzo: Allegro
Poco allegretto

er is geen pauze
het concert duurt ongeveer een uur

Met dank aan de begunstigers van het Fonds Hemelbestormers.

Kleine Zaal 22 september 2021 20.45 uur

Niek Baar viool
Kristian Bezuidenhout fortepiano

Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791)

Sonate in G gr.t., KV 379 (1781)
Adagio – Allegro
Andantino cantabile

Franz Schubert (1797-1828)

Sonate in A gr.t., D 574 (1817) ‘Grand duo’
Allegro moderato
Scherzo: presto
Andantino
Allegro vivace

Ludwig van Beethoven (1770-1827)

Sonate in G gr.t., op. 96 (1812) ‘Erzherzogssonate’
Allegro moderato
Adagio espressivo
Scherzo: Allegro
Poco allegretto

er is geen pauze
het concert duurt ongeveer een uur

Met dank aan de begunstigers van het Fonds Hemelbestormers.

Toelichting

Wolfgang Amadeus Mozart 1756-1791

Mozart: Sonate

door Clemens Romijn

Op 9 juni 1763 vertrok er uit Salzburg een koets met een man van 43 jaar, zijn vrouw van 42, een dochtertje van elf, een zoontje van zeven en een bediende. Het gezelschap was begonnen aan een grote rondreis door Europa. Vader Leopold geloofde dat hun een wonder was overkomen. Zijn zoontje Wolfgang kon met drie jaar binnen een half uur gemakkelijke klavecimbelstukjes uit zijn hoofd leren en foutloos spelen. En hij smeekte zijn vader hard huilend om op diens viool te mogen spelen. Wolfgang wist met zijn eerste tonen en streken zijn vader te ontroeren.

Vanaf dat moment wist Leopold, zelf violist en componist, dat hij het talent van zijn zoontje moest ontwikkelen en tonen aan de wereld. Zo was de familie jarenlang onderweg door Europa. Wolfgang trad op voor de keizerlijke familie in Wenen, voor de koningen van Frankrijk en Engeland en in de paleizen van de geestelijke en wereldlijke adel van Europa. Zo speelde hij in München, Augsburg en Frankfurt. Via Brussel ging de reis naar Parijs, waar Wolfgang een concert gaf voor koning Lodewijk XV en zijn eerste muziek werd gedrukt, de Sonates voor klavecimbel en viool, KV 6-9. Vader en zoon speelden deze rococo-niemendalletjes onder grote bijval, maar Wolfgang stal met zijn dominante klavecimbelpartij natuurlijk de show.

Op zijn dertiende was Wolfgang benoemd tot onbezoldigd concertmeester van de aartsbisschoppelijke hofkapel in Salzburg, waar hij met enige tegenzin het orkest leidde als eerste violist. Leopold mopperde: ‘Je schijnt geen viool gestudeerd te hebben. Dat doet me veel verdriet. Je weet zelf niet hoe goed je viool speelt, als je er tenminste eer in legt en elegant, kernachtig en intelligent wilt spelen, ja, alsof je inderdaad de beste violist van Europa bent.’ Maar Mozart kon de schelle vioolklank zo dicht bij zijn oren moeilijk verdragen en verzocht de hofkapel vanaf het klavecimbel te mogen dirigeren. Vergeefs. Niettemin schreef Mozart ruim dertig vioolsonates, grotendeels in Mannheim, Parijs en Wenen. Zes stuks, KV 296 en 376-380, gaf hij als opus 2 uit bij Artaria in 1781 en droeg hij op aan zijn begaafde leerlinge Josepha Aurnhammer. ‘Deze juffrouw is een verschrikking, maar speelt verrukkelijk,’ aldus Mozart.

De Sonate in G groot, KV 379 omvat slechts twee delen, maar het uitgebreide eerste deel – een duister, expressief en modern aandoend Allegro in g klein – heeft een langzame inleiding. Het tweede deel, een thema met vijf variaties, keert terug naar de lieftallige wereld van de galante rococo. In deze sonate wordt de viool regelmatig in de wacht gezet tijdens solo-episoden voor de piano (variaties 1 en 4).

Op 9 juni 1763 vertrok er uit Salzburg een koets met een man van 43 jaar, zijn vrouw van 42, een dochtertje van elf, een zoontje van zeven en een bediende. Het gezelschap was begonnen aan een grote rondreis door Europa. Vader Leopold geloofde dat hun een wonder was overkomen. Zijn zoontje Wolfgang kon met drie jaar binnen een half uur gemakkelijke klavecimbelstukjes uit zijn hoofd leren en foutloos spelen. En hij smeekte zijn vader hard huilend om op diens viool te mogen spelen. Wolfgang wist met zijn eerste tonen en streken zijn vader te ontroeren.

Vanaf dat moment wist Leopold, zelf violist en componist, dat hij het talent van zijn zoontje moest ontwikkelen en tonen aan de wereld. Zo was de familie jarenlang onderweg door Europa. Wolfgang trad op voor de keizerlijke familie in Wenen, voor de koningen van Frankrijk en Engeland en in de paleizen van de geestelijke en wereldlijke adel van Europa. Zo speelde hij in München, Augsburg en Frankfurt. Via Brussel ging de reis naar Parijs, waar Wolfgang een concert gaf voor koning Lodewijk XV en zijn eerste muziek werd gedrukt, de Sonates voor klavecimbel en viool, KV 6-9. Vader en zoon speelden deze rococo-niemendalletjes onder grote bijval, maar Wolfgang stal met zijn dominante klavecimbelpartij natuurlijk de show.

Op zijn dertiende was Wolfgang benoemd tot onbezoldigd concertmeester van de aartsbisschoppelijke hofkapel in Salzburg, waar hij met enige tegenzin het orkest leidde als eerste violist. Leopold mopperde: ‘Je schijnt geen viool gestudeerd te hebben. Dat doet me veel verdriet. Je weet zelf niet hoe goed je viool speelt, als je er tenminste eer in legt en elegant, kernachtig en intelligent wilt spelen, ja, alsof je inderdaad de beste violist van Europa bent.’ Maar Mozart kon de schelle vioolklank zo dicht bij zijn oren moeilijk verdragen en verzocht de hofkapel vanaf het klavecimbel te mogen dirigeren. Vergeefs. Niettemin schreef Mozart ruim dertig vioolsonates, grotendeels in Mannheim, Parijs en Wenen. Zes stuks, KV 296 en 376-380, gaf hij als opus 2 uit bij Artaria in 1781 en droeg hij op aan zijn begaafde leerlinge Josepha Aurnhammer. ‘Deze juffrouw is een verschrikking, maar speelt verrukkelijk,’ aldus Mozart.

De Sonate in G groot, KV 379 omvat slechts twee delen, maar het uitgebreide eerste deel – een duister, expressief en modern aandoend Allegro in g klein – heeft een langzame inleiding. Het tweede deel, een thema met vijf variaties, keert terug naar de lieftallige wereld van de galante rococo. In deze sonate wordt de viool regelmatig in de wacht gezet tijdens solo-episoden voor de piano (variaties 1 en 4).

  • Wolfgang Amadeus Mozart

    anoniem portret

    Wolfgang Amadeus Mozart

    anoniem portret

  • Wolfgang Amadeus Mozart

    anoniem portret

    Wolfgang Amadeus Mozart

    anoniem portret

door Clemens Romijn

Franz Schubert 1797-1828

Schubert: Sonate in A groot

door Noortje Zanen

Franz Schubert schreef tijdens zijn korte leven niet alleen vele honderden liederen, maar ook veel intieme, fantasierijke kamermuziek. Zijn oeuvre voor viool en piano is klein maar hoogwaardig: hij componeerde drie sonates in 1816, de Sonate in A groot in 1817 en tijdens zijn laatste levensjaren het Rondo brillant en de Fantasie in C groot.

De eerste drie charmante sonates staan sinds de postuum verschenen uitgave van Anton Diabelli bekend als ‘sonatines’: kleine sonates met een licht karakter. Met deze term hoopte Diabelli ook amateurs te verleiden tot het aanschaffen van deze partituren.

Franz Schubert schreef tijdens zijn korte leven niet alleen vele honderden liederen, maar ook veel intieme, fantasierijke kamermuziek. Zijn oeuvre voor viool en piano is klein maar hoogwaardig: hij componeerde drie sonates in 1816, de Sonate in A groot in 1817 en tijdens zijn laatste levensjaren het Rondo brillant en de Fantasie in C groot.

De eerste drie charmante sonates staan sinds de postuum verschenen uitgave van Anton Diabelli bekend als ‘sonatines’: kleine sonates met een licht karakter. Met deze term hoopte Diabelli ook amateurs te verleiden tot het aanschaffen van deze partituren.

  • Schuberts bril

    in het Schubert Geburtshaus Wien, foto: Graham Fellows

    Schuberts bril

    in het Schubert Geburtshaus Wien, foto: Graham Fellows

  • Schuberts bril

    in het Schubert Geburtshaus Wien, foto: Graham Fellows

    Schuberts bril

    in het Schubert Geburtshaus Wien, foto: Graham Fellows

Schuberts Sonate in A groot, ook wel ‘Grand duo’ genoemd, ontstond in de zomer van 1817 maar werd pas lang na zijn dood gepubliceerd, in 1851. Deze sonate is complexer en groter van opzet dan de drie sonatines, met een evenwichtigere verhouding tussen beide instrumenten.

De violist en de pianist voeren samen een interessante dialoog, soms geduldig naar elkaar luisterend, soms elkaar ophitsend tot grote climaxen. Opvallend zijn de verrassende harmonische wendingen en de afwisseling tussen lange, zangerige melodieën en korte ritmische figuren. Schubert schreef deze sonate en de drie sonatines waarschijnlijk voor zijn broer Ferdinand, een getalenteerd violist met wie hij ook regelmatig strijkkwartet speelde.

Schuberts Sonate in A groot, ook wel ‘Grand duo’ genoemd, ontstond in de zomer van 1817 maar werd pas lang na zijn dood gepubliceerd, in 1851. Deze sonate is complexer en groter van opzet dan de drie sonatines, met een evenwichtigere verhouding tussen beide instrumenten.

De violist en de pianist voeren samen een interessante dialoog, soms geduldig naar elkaar luisterend, soms elkaar ophitsend tot grote climaxen. Opvallend zijn de verrassende harmonische wendingen en de afwisseling tussen lange, zangerige melodieën en korte ritmische figuren. Schubert schreef deze sonate en de drie sonatines waarschijnlijk voor zijn broer Ferdinand, een getalenteerd violist met wie hij ook regelmatig strijkkwartet speelde.

door Noortje Zanen

Ludwig van Beethoven 1770-1827

Beethoven: ‘Erzherzogssonate’

door Dirk Luijmes

De Sonate in G groot, opus 96 – Beethovens laatste vioolsonate – werd in december 1812 ten doop gehouden door de Franse violist Pierre Rode. Aartshertog Rudolf, aan wie het werk was opgedragen, speelde de pianopartij. Rode, een sterleerling van Giovanni Battista Viotti, deed in die tijd Wenen aan. De violist, die zelf ook componeerde, had een grote naam, maar maakte bij de première van Beethovens laatste vioolsonate weinig indruk op de luisteraars; waarschijnlijk excelleerde hij eerder als solist dan als kamermusicus. Vergeleken met de virtuoze ‘Kreutzer-sonate’ is opus 96 voor violisten veel minder veeleisend. Het werk is veel introverter en de bravoure van 1803 heeft plaatsgemaakt voor rustige, gesublimeerde poëzie. 

De Sonate in G groot, opus 96 – Beethovens laatste vioolsonate – werd in december 1812 ten doop gehouden door de Franse violist Pierre Rode. Aartshertog Rudolf, aan wie het werk was opgedragen, speelde de pianopartij. Rode, een sterleerling van Giovanni Battista Viotti, deed in die tijd Wenen aan. De violist, die zelf ook componeerde, had een grote naam, maar maakte bij de première van Beethovens laatste vioolsonate weinig indruk op de luisteraars; waarschijnlijk excelleerde hij eerder als solist dan als kamermusicus. Vergeleken met de virtuoze ‘Kreutzer-sonate’ is opus 96 voor violisten veel minder veeleisend. Het werk is veel introverter en de bravoure van 1803 heeft plaatsgemaakt voor rustige, gesublimeerde poëzie. 

  • Ludwig van Beethoven

    Ludwig van Beethoven

  • Ludwig van Beethoven

    Ludwig van Beethoven

Al in het eerste deel ontbreken felle contrasten en dramatiek. Het Adagio en het Scherzo zijn met elkaar verbonden en gaan vooraf aan het slotdeel, dat een volksliedachtig thema met variaties bevat. Beethoven wilde aanvankelijk wat meer ‘rauschende Passagen’ in deze finale, maar dat was niet naar de zin van Rode. Er zijn aanwijzingen dat Beethoven de sonate in 1814-15 herzag.

Nadat het werk in 1816 in druk verscheen, volgden er in diverse bladen lovende woorden. De ‘ernst’ van deze sonate is ‘weldadig’, schreef de Leipzigse pers, en ‘doet nergens geweld aan het aansprekende’. Bovendien was het werk volgens de Duitse commentator niet al te moeilijk uit te voeren, iets wat onderschreven werd door een collega van de Weense Allgemeine Musikzeitung. In dat laatste periodiek werd de sonate gedetailleerd beschreven. Het eerste deel werd volgens de recensent gekenmerkt door een ‘zekere rust en algemeen aansprekende begrijpelijkheid, een juiste soliditeit en een consequente ordening’. Zonder dat er ‘reuzen of draken’ moeten worden bestreden, ‘bewandelen we een doornloos pad’. In het Adagio hoorde hij een gevoelige en verliefde arcadische herder klagen tussen de bomen, bloemen en bronnen. Daarmee contrasteerden de satyrachtige bokkensprongen van het Scherzo, waar vrolijkheid en schalksheid de boventoon voeren.

Ook in de finale ontwaarde de recensent een ‘humoristische gezel’, die blij is met het leven, maar soms ernstig nadenkt. In het algemeen, zo jubelde de krant, toont de geniale componist in deze sonate een grote hoeveelheid ‘reinen Kunstgemüthes’, ‘ein phantasienreicher Ideenaufschwung’ en een ‘karakteristieke originaliteit’ waaraan zijn epigonen een puntje konden zuigen.

Al in het eerste deel ontbreken felle contrasten en dramatiek. Het Adagio en het Scherzo zijn met elkaar verbonden en gaan vooraf aan het slotdeel, dat een volksliedachtig thema met variaties bevat. Beethoven wilde aanvankelijk wat meer ‘rauschende Passagen’ in deze finale, maar dat was niet naar de zin van Rode. Er zijn aanwijzingen dat Beethoven de sonate in 1814-15 herzag.

Nadat het werk in 1816 in druk verscheen, volgden er in diverse bladen lovende woorden. De ‘ernst’ van deze sonate is ‘weldadig’, schreef de Leipzigse pers, en ‘doet nergens geweld aan het aansprekende’. Bovendien was het werk volgens de Duitse commentator niet al te moeilijk uit te voeren, iets wat onderschreven werd door een collega van de Weense Allgemeine Musikzeitung. In dat laatste periodiek werd de sonate gedetailleerd beschreven. Het eerste deel werd volgens de recensent gekenmerkt door een ‘zekere rust en algemeen aansprekende begrijpelijkheid, een juiste soliditeit en een consequente ordening’. Zonder dat er ‘reuzen of draken’ moeten worden bestreden, ‘bewandelen we een doornloos pad’. In het Adagio hoorde hij een gevoelige en verliefde arcadische herder klagen tussen de bomen, bloemen en bronnen. Daarmee contrasteerden de satyrachtige bokkensprongen van het Scherzo, waar vrolijkheid en schalksheid de boventoon voeren.

Ook in de finale ontwaarde de recensent een ‘humoristische gezel’, die blij is met het leven, maar soms ernstig nadenkt. In het algemeen, zo jubelde de krant, toont de geniale componist in deze sonate een grote hoeveelheid ‘reinen Kunstgemüthes’, ‘ein phantasienreicher Ideenaufschwung’ en een ‘karakteristieke originaliteit’ waaraan zijn epigonen een puntje konden zuigen.

door Dirk Luijmes

Wolfgang Amadeus Mozart 1756-1791

Mozart: Sonate

door Clemens Romijn

Op 9 juni 1763 vertrok er uit Salzburg een koets met een man van 43 jaar, zijn vrouw van 42, een dochtertje van elf, een zoontje van zeven en een bediende. Het gezelschap was begonnen aan een grote rondreis door Europa. Vader Leopold geloofde dat hun een wonder was overkomen. Zijn zoontje Wolfgang kon met drie jaar binnen een half uur gemakkelijke klavecimbelstukjes uit zijn hoofd leren en foutloos spelen. En hij smeekte zijn vader hard huilend om op diens viool te mogen spelen. Wolfgang wist met zijn eerste tonen en streken zijn vader te ontroeren.

Vanaf dat moment wist Leopold, zelf violist en componist, dat hij het talent van zijn zoontje moest ontwikkelen en tonen aan de wereld. Zo was de familie jarenlang onderweg door Europa. Wolfgang trad op voor de keizerlijke familie in Wenen, voor de koningen van Frankrijk en Engeland en in de paleizen van de geestelijke en wereldlijke adel van Europa. Zo speelde hij in München, Augsburg en Frankfurt. Via Brussel ging de reis naar Parijs, waar Wolfgang een concert gaf voor koning Lodewijk XV en zijn eerste muziek werd gedrukt, de Sonates voor klavecimbel en viool, KV 6-9. Vader en zoon speelden deze rococo-niemendalletjes onder grote bijval, maar Wolfgang stal met zijn dominante klavecimbelpartij natuurlijk de show.

Op zijn dertiende was Wolfgang benoemd tot onbezoldigd concertmeester van de aartsbisschoppelijke hofkapel in Salzburg, waar hij met enige tegenzin het orkest leidde als eerste violist. Leopold mopperde: ‘Je schijnt geen viool gestudeerd te hebben. Dat doet me veel verdriet. Je weet zelf niet hoe goed je viool speelt, als je er tenminste eer in legt en elegant, kernachtig en intelligent wilt spelen, ja, alsof je inderdaad de beste violist van Europa bent.’ Maar Mozart kon de schelle vioolklank zo dicht bij zijn oren moeilijk verdragen en verzocht de hofkapel vanaf het klavecimbel te mogen dirigeren. Vergeefs. Niettemin schreef Mozart ruim dertig vioolsonates, grotendeels in Mannheim, Parijs en Wenen. Zes stuks, KV 296 en 376-380, gaf hij als opus 2 uit bij Artaria in 1781 en droeg hij op aan zijn begaafde leerlinge Josepha Aurnhammer. ‘Deze juffrouw is een verschrikking, maar speelt verrukkelijk,’ aldus Mozart.

De Sonate in G groot, KV 379 omvat slechts twee delen, maar het uitgebreide eerste deel – een duister, expressief en modern aandoend Allegro in g klein – heeft een langzame inleiding. Het tweede deel, een thema met vijf variaties, keert terug naar de lieftallige wereld van de galante rococo. In deze sonate wordt de viool regelmatig in de wacht gezet tijdens solo-episoden voor de piano (variaties 1 en 4).

Op 9 juni 1763 vertrok er uit Salzburg een koets met een man van 43 jaar, zijn vrouw van 42, een dochtertje van elf, een zoontje van zeven en een bediende. Het gezelschap was begonnen aan een grote rondreis door Europa. Vader Leopold geloofde dat hun een wonder was overkomen. Zijn zoontje Wolfgang kon met drie jaar binnen een half uur gemakkelijke klavecimbelstukjes uit zijn hoofd leren en foutloos spelen. En hij smeekte zijn vader hard huilend om op diens viool te mogen spelen. Wolfgang wist met zijn eerste tonen en streken zijn vader te ontroeren.

Vanaf dat moment wist Leopold, zelf violist en componist, dat hij het talent van zijn zoontje moest ontwikkelen en tonen aan de wereld. Zo was de familie jarenlang onderweg door Europa. Wolfgang trad op voor de keizerlijke familie in Wenen, voor de koningen van Frankrijk en Engeland en in de paleizen van de geestelijke en wereldlijke adel van Europa. Zo speelde hij in München, Augsburg en Frankfurt. Via Brussel ging de reis naar Parijs, waar Wolfgang een concert gaf voor koning Lodewijk XV en zijn eerste muziek werd gedrukt, de Sonates voor klavecimbel en viool, KV 6-9. Vader en zoon speelden deze rococo-niemendalletjes onder grote bijval, maar Wolfgang stal met zijn dominante klavecimbelpartij natuurlijk de show.

Op zijn dertiende was Wolfgang benoemd tot onbezoldigd concertmeester van de aartsbisschoppelijke hofkapel in Salzburg, waar hij met enige tegenzin het orkest leidde als eerste violist. Leopold mopperde: ‘Je schijnt geen viool gestudeerd te hebben. Dat doet me veel verdriet. Je weet zelf niet hoe goed je viool speelt, als je er tenminste eer in legt en elegant, kernachtig en intelligent wilt spelen, ja, alsof je inderdaad de beste violist van Europa bent.’ Maar Mozart kon de schelle vioolklank zo dicht bij zijn oren moeilijk verdragen en verzocht de hofkapel vanaf het klavecimbel te mogen dirigeren. Vergeefs. Niettemin schreef Mozart ruim dertig vioolsonates, grotendeels in Mannheim, Parijs en Wenen. Zes stuks, KV 296 en 376-380, gaf hij als opus 2 uit bij Artaria in 1781 en droeg hij op aan zijn begaafde leerlinge Josepha Aurnhammer. ‘Deze juffrouw is een verschrikking, maar speelt verrukkelijk,’ aldus Mozart.

De Sonate in G groot, KV 379 omvat slechts twee delen, maar het uitgebreide eerste deel – een duister, expressief en modern aandoend Allegro in g klein – heeft een langzame inleiding. Het tweede deel, een thema met vijf variaties, keert terug naar de lieftallige wereld van de galante rococo. In deze sonate wordt de viool regelmatig in de wacht gezet tijdens solo-episoden voor de piano (variaties 1 en 4).

  • Wolfgang Amadeus Mozart

    anoniem portret

    Wolfgang Amadeus Mozart

    anoniem portret

  • Wolfgang Amadeus Mozart

    anoniem portret

    Wolfgang Amadeus Mozart

    anoniem portret

door Clemens Romijn

Franz Schubert 1797-1828

Schubert: Sonate in A groot

door Noortje Zanen

Franz Schubert schreef tijdens zijn korte leven niet alleen vele honderden liederen, maar ook veel intieme, fantasierijke kamermuziek. Zijn oeuvre voor viool en piano is klein maar hoogwaardig: hij componeerde drie sonates in 1816, de Sonate in A groot in 1817 en tijdens zijn laatste levensjaren het Rondo brillant en de Fantasie in C groot.

De eerste drie charmante sonates staan sinds de postuum verschenen uitgave van Anton Diabelli bekend als ‘sonatines’: kleine sonates met een licht karakter. Met deze term hoopte Diabelli ook amateurs te verleiden tot het aanschaffen van deze partituren.

Franz Schubert schreef tijdens zijn korte leven niet alleen vele honderden liederen, maar ook veel intieme, fantasierijke kamermuziek. Zijn oeuvre voor viool en piano is klein maar hoogwaardig: hij componeerde drie sonates in 1816, de Sonate in A groot in 1817 en tijdens zijn laatste levensjaren het Rondo brillant en de Fantasie in C groot.

De eerste drie charmante sonates staan sinds de postuum verschenen uitgave van Anton Diabelli bekend als ‘sonatines’: kleine sonates met een licht karakter. Met deze term hoopte Diabelli ook amateurs te verleiden tot het aanschaffen van deze partituren.

  • Schuberts bril

    in het Schubert Geburtshaus Wien, foto: Graham Fellows

    Schuberts bril

    in het Schubert Geburtshaus Wien, foto: Graham Fellows

  • Schuberts bril

    in het Schubert Geburtshaus Wien, foto: Graham Fellows

    Schuberts bril

    in het Schubert Geburtshaus Wien, foto: Graham Fellows

Schuberts Sonate in A groot, ook wel ‘Grand duo’ genoemd, ontstond in de zomer van 1817 maar werd pas lang na zijn dood gepubliceerd, in 1851. Deze sonate is complexer en groter van opzet dan de drie sonatines, met een evenwichtigere verhouding tussen beide instrumenten.

De violist en de pianist voeren samen een interessante dialoog, soms geduldig naar elkaar luisterend, soms elkaar ophitsend tot grote climaxen. Opvallend zijn de verrassende harmonische wendingen en de afwisseling tussen lange, zangerige melodieën en korte ritmische figuren. Schubert schreef deze sonate en de drie sonatines waarschijnlijk voor zijn broer Ferdinand, een getalenteerd violist met wie hij ook regelmatig strijkkwartet speelde.

Schuberts Sonate in A groot, ook wel ‘Grand duo’ genoemd, ontstond in de zomer van 1817 maar werd pas lang na zijn dood gepubliceerd, in 1851. Deze sonate is complexer en groter van opzet dan de drie sonatines, met een evenwichtigere verhouding tussen beide instrumenten.

De violist en de pianist voeren samen een interessante dialoog, soms geduldig naar elkaar luisterend, soms elkaar ophitsend tot grote climaxen. Opvallend zijn de verrassende harmonische wendingen en de afwisseling tussen lange, zangerige melodieën en korte ritmische figuren. Schubert schreef deze sonate en de drie sonatines waarschijnlijk voor zijn broer Ferdinand, een getalenteerd violist met wie hij ook regelmatig strijkkwartet speelde.

door Noortje Zanen

Ludwig van Beethoven 1770-1827

Beethoven: ‘Erzherzogssonate’

door Dirk Luijmes

De Sonate in G groot, opus 96 – Beethovens laatste vioolsonate – werd in december 1812 ten doop gehouden door de Franse violist Pierre Rode. Aartshertog Rudolf, aan wie het werk was opgedragen, speelde de pianopartij. Rode, een sterleerling van Giovanni Battista Viotti, deed in die tijd Wenen aan. De violist, die zelf ook componeerde, had een grote naam, maar maakte bij de première van Beethovens laatste vioolsonate weinig indruk op de luisteraars; waarschijnlijk excelleerde hij eerder als solist dan als kamermusicus. Vergeleken met de virtuoze ‘Kreutzer-sonate’ is opus 96 voor violisten veel minder veeleisend. Het werk is veel introverter en de bravoure van 1803 heeft plaatsgemaakt voor rustige, gesublimeerde poëzie. 

De Sonate in G groot, opus 96 – Beethovens laatste vioolsonate – werd in december 1812 ten doop gehouden door de Franse violist Pierre Rode. Aartshertog Rudolf, aan wie het werk was opgedragen, speelde de pianopartij. Rode, een sterleerling van Giovanni Battista Viotti, deed in die tijd Wenen aan. De violist, die zelf ook componeerde, had een grote naam, maar maakte bij de première van Beethovens laatste vioolsonate weinig indruk op de luisteraars; waarschijnlijk excelleerde hij eerder als solist dan als kamermusicus. Vergeleken met de virtuoze ‘Kreutzer-sonate’ is opus 96 voor violisten veel minder veeleisend. Het werk is veel introverter en de bravoure van 1803 heeft plaatsgemaakt voor rustige, gesublimeerde poëzie. 

  • Ludwig van Beethoven

    Ludwig van Beethoven

  • Ludwig van Beethoven

    Ludwig van Beethoven

Al in het eerste deel ontbreken felle contrasten en dramatiek. Het Adagio en het Scherzo zijn met elkaar verbonden en gaan vooraf aan het slotdeel, dat een volksliedachtig thema met variaties bevat. Beethoven wilde aanvankelijk wat meer ‘rauschende Passagen’ in deze finale, maar dat was niet naar de zin van Rode. Er zijn aanwijzingen dat Beethoven de sonate in 1814-15 herzag.

Nadat het werk in 1816 in druk verscheen, volgden er in diverse bladen lovende woorden. De ‘ernst’ van deze sonate is ‘weldadig’, schreef de Leipzigse pers, en ‘doet nergens geweld aan het aansprekende’. Bovendien was het werk volgens de Duitse commentator niet al te moeilijk uit te voeren, iets wat onderschreven werd door een collega van de Weense Allgemeine Musikzeitung. In dat laatste periodiek werd de sonate gedetailleerd beschreven. Het eerste deel werd volgens de recensent gekenmerkt door een ‘zekere rust en algemeen aansprekende begrijpelijkheid, een juiste soliditeit en een consequente ordening’. Zonder dat er ‘reuzen of draken’ moeten worden bestreden, ‘bewandelen we een doornloos pad’. In het Adagio hoorde hij een gevoelige en verliefde arcadische herder klagen tussen de bomen, bloemen en bronnen. Daarmee contrasteerden de satyrachtige bokkensprongen van het Scherzo, waar vrolijkheid en schalksheid de boventoon voeren.

Ook in de finale ontwaarde de recensent een ‘humoristische gezel’, die blij is met het leven, maar soms ernstig nadenkt. In het algemeen, zo jubelde de krant, toont de geniale componist in deze sonate een grote hoeveelheid ‘reinen Kunstgemüthes’, ‘ein phantasienreicher Ideenaufschwung’ en een ‘karakteristieke originaliteit’ waaraan zijn epigonen een puntje konden zuigen.

Al in het eerste deel ontbreken felle contrasten en dramatiek. Het Adagio en het Scherzo zijn met elkaar verbonden en gaan vooraf aan het slotdeel, dat een volksliedachtig thema met variaties bevat. Beethoven wilde aanvankelijk wat meer ‘rauschende Passagen’ in deze finale, maar dat was niet naar de zin van Rode. Er zijn aanwijzingen dat Beethoven de sonate in 1814-15 herzag.

Nadat het werk in 1816 in druk verscheen, volgden er in diverse bladen lovende woorden. De ‘ernst’ van deze sonate is ‘weldadig’, schreef de Leipzigse pers, en ‘doet nergens geweld aan het aansprekende’. Bovendien was het werk volgens de Duitse commentator niet al te moeilijk uit te voeren, iets wat onderschreven werd door een collega van de Weense Allgemeine Musikzeitung. In dat laatste periodiek werd de sonate gedetailleerd beschreven. Het eerste deel werd volgens de recensent gekenmerkt door een ‘zekere rust en algemeen aansprekende begrijpelijkheid, een juiste soliditeit en een consequente ordening’. Zonder dat er ‘reuzen of draken’ moeten worden bestreden, ‘bewandelen we een doornloos pad’. In het Adagio hoorde hij een gevoelige en verliefde arcadische herder klagen tussen de bomen, bloemen en bronnen. Daarmee contrasteerden de satyrachtige bokkensprongen van het Scherzo, waar vrolijkheid en schalksheid de boventoon voeren.

Ook in de finale ontwaarde de recensent een ‘humoristische gezel’, die blij is met het leven, maar soms ernstig nadenkt. In het algemeen, zo jubelde de krant, toont de geniale componist in deze sonate een grote hoeveelheid ‘reinen Kunstgemüthes’, ‘ein phantasienreicher Ideenaufschwung’ en een ‘karakteristieke originaliteit’ waaraan zijn epigonen een puntje konden zuigen.

door Dirk Luijmes

Biografie

Niek Baar, viool

Niek Baar, geboren in Rotterdam en al een paar jaar woonachtig in Berlijn, speelt viool vanaf zijn achtste. Na de jongtalentklas van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag studeerde hij aan datzelfde instituut in 2012 cum laude af bij Philippe Graffin en Peter Brunt.

In 2016 voltooide hij zijn masteropleiding aan de Musikhochschule Hanns Eisler in Berlijn bij Stephan Picard en hij volgt privélessen bij Christoph Poppen. Onder meer de eerste prijs van de International Solo Bach Competition in Londen, de derde prijs van het Johann Sebastian Bach Concours in Leipzig en de eerste prijs van het Nationaal Vioolconcours ‘Oskar Back’ 2018 schreef hij op zijn naam. In 2015 kreeg hij bovendien de Kersjesprijs en in 2017 de Manfred Grommek Förderpreis van het Kronberg Academy Festival.

Zijn solodebuut maakte Niek Baar op zijn zestiende bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest, waar hij in november 2019 terugkeerde als solist in Bruchs Schotse fantasie in onder andere Het Zondagochtend Concert vanuit Het Concertgebouw. Onder meer het Noord Nederlands Orkest, het Residentie Orkest Den Haag, het Radio Filharmonisch Orkest en de Berliner Camerata engageerden de violist.

Later dit seizoen soleert hij bij de SWR Radio Philharmonie in het Vierde vioolconcert van Vieuxtemps en het Tweede vioolconcert van Paganini, gaat hij op tournee met de philharmonie zuidnederland en neemt hij een cd op met het Concertgebouw Kamerorkest. Niek Baar bespeelt een viool van Carlo Bergonzi (Cremona 1729) die hij in bruikleen heeft van de Stichting Tjardus Greidanus.

Kristian Bezuidenhout, fortepiano

Kristian Bezuidenhout werd geboren in Zuid-Afrika, groeide op en begon zijn pianostudie in Australië, vervolgde zijn opleiding in New York en woont in Londen. Hij studeerde piano bij Rebecca Penneys, fortepiano bij Malcolm Bilson, klavecimbel bij Arthur Haas en basso continuo bij Paul O’Dette. In 2001 won hij zowel de jury- als de publieksprijs tijdens de Internationale Fortepianocompetitie in Brugge.

Hij treedt als solist op met gezelschappen als het Chamber Orchestra of Europe, Les Arts Florissants, het Orchestre des Champs-Elysées, het Chicago Symphony Orchestra en het Gewandhausorchester Leipzig.

Als dirigent vanaf het klavier leidde hij onder meer het Orkest van de Achttiende Eeuw, Collegium Vocale Gent, Tafelmusik, het Dunedin Consort en het Concertgebouworkest. Sinds seizoen 2017/2018 maakt Kristian Bezuidenhout deel uit van de artistieke leiding van het Freiburger Barockorchester en is hij eerste gastdirigent van The English Concert. Hij musiceerde met John Eliot Gardiner, Philippe Herreweghe, Frans Brüggen, Trevor Pinnock, William Christie, Anne Sofie von Otter, Mark Padmore, Carolyn Sampson, Matthias Goerne, Rachel Podger, Jean-Guihen Queyras en Isabelle Faust.

Zijn vorige optreden in de Kleine Zaal was een solorecital op 9 januari jongstleden: onder de noemer Historische klavierreis speelde hij muziek van Mozart tot en met Clara Schumann op drie verschillende fortepiano’s.