Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Concertprogramma

Concertprogramma

Het iconische Takács Quartet met Haydn, Britten en Ravel

Het iconische Takács Quartet met Haydn, Britten en Ravel

Kleine Zaal
25 mei 2023
20.15 uur

Print dit programma

Takács Quartet:
Edward Dusinberre viool
Harumi Rhodes viool
Richard O’Neill altviool
András Fejér cello

Dit concert maakt deel uit van de serie Strijkkwartetten.

Joseph Haydn (1732-1809)

Strijkkwartet in F gr.t., op. 77 nr. 2 (1799)
Allegro moderato
Menuet: Presto – Trio
Andante
Finale: Vivace assai

Benjamin Britten (1913-1976)

Strijkkwartet nr. 1 in D gr.t., op. 25 (1941)
Andante sostenuto – Allegro vivo
Allegretto con slancio
Andante calmo
Molto vivace

pauze ± 21.05 uur

Maurice Ravel (1875-1937)

Strijkkwartet in F gr.t. (1902-03)
Allegro moderato – Très doux
Assez vif – Très rythmé
Très lent
Vif et agité

einde ± 22.00 uur

Dit concert wordt mede mogelijk gemaakt door Evi van Lanschot.

Kleine Zaal 25 mei 2023 20.15 uur

Takács Quartet:
Edward Dusinberre viool
Harumi Rhodes viool
Richard O’Neill altviool
András Fejér cello

Dit concert maakt deel uit van de serie Strijkkwartetten.

Joseph Haydn (1732-1809)

Strijkkwartet in F gr.t., op. 77 nr. 2 (1799)
Allegro moderato
Menuet: Presto – Trio
Andante
Finale: Vivace assai

Benjamin Britten (1913-1976)

Strijkkwartet nr. 1 in D gr.t., op. 25 (1941)
Andante sostenuto – Allegro vivo
Allegretto con slancio
Andante calmo
Molto vivace

pauze ± 21.05 uur

Maurice Ravel (1875-1937)

Strijkkwartet in F gr.t. (1902-03)
Allegro moderato – Très doux
Assez vif – Très rythmé
Très lent
Vif et agité

einde ± 22.00 uur

Dit concert wordt mede mogelijk gemaakt door Evi van Lanschot.

Toelichting

Joseph Haydn 1732-1809

Haydn: Strijkkwartet in F

door Anneloes Brand

Over een periode van veertig jaar componeerde ‘papa’ Joseph Haydn een kleine zeventig strijkkwartetten. De twee kwartetten van opus 77 uit 1799 waren zijn laatste voltooide werken in dit genre; in 1803 begon hij opnieuw aan een strijkkwartet, maar voltooide slechts twee delen (opus 103).

Dat opus 77 niet uit het destijds gangbare aantal van zes kwartetten bestond, had misschien te maken met Haydns tanende gezondheid en het feit dat de componist tegelijkertijd bezig was aan een veel grootser werk, zijn oratorium Die Jahreszeiten. Niet dat de kwartetten ook maar enigszins aandoen als producten van een oude, vermoeide man. Het Strijkkwartet in F groot, opus 77 nr. 2 zit vol elan, verrassingen en meesterschap. Het eerste deel, Allegro moderato, begint elegant en eenvoudig, waarna Haydn zijn ideeën doordacht en vakkundig ontwikkelt.

Over een periode van veertig jaar componeerde ‘papa’ Joseph Haydn een kleine zeventig strijkkwartetten. De twee kwartetten van opus 77 uit 1799 waren zijn laatste voltooide werken in dit genre; in 1803 begon hij opnieuw aan een strijkkwartet, maar voltooide slechts twee delen (opus 103).

Dat opus 77 niet uit het destijds gangbare aantal van zes kwartetten bestond, had misschien te maken met Haydns tanende gezondheid en het feit dat de componist tegelijkertijd bezig was aan een veel grootser werk, zijn oratorium Die Jahreszeiten. Niet dat de kwartetten ook maar enigszins aandoen als producten van een oude, vermoeide man. Het Strijkkwartet in F groot, opus 77 nr. 2 zit vol elan, verrassingen en meesterschap. Het eerste deel, Allegro moderato, begint elegant en eenvoudig, waarna Haydn zijn ideeën doordacht en vakkundig ontwikkelt.

  • Joseph Haydn

    Uitsnede; door John Hoppner, 1791

    Joseph Haydn

    Uitsnede; door John Hoppner, 1791

  • Joseph Haydn

    Uitsnede; door John Hoppner, 1791

    Joseph Haydn

    Uitsnede; door John Hoppner, 1791

De twee middendelen staan in omgekeerde volgorde: het Menuet is niet het derde, maar het tweede deel. En dat niet alleen, het Menuet lijkt op het later gebruikelijke Scherzo. Haydn haalt ritmische grappen uit met het boerendansachtige thema en zet de luisteraar diverse malen op het verkeerde been. Het midden-Trio vormt er een groot contrast mee: het lijkt haast een slaapliedje. Het derde deel, Andante, begint met een statig duet voor eerste viool en cello. Later krijgen de andere twee strijkers het thema ook toe­bedeeld en wordt het contrapunt gecompliceerder. De Finale tot slot leent zijn karakter van een volksdans, de polonaise.

Opus 77 werd in 1802 uitgegeven door Artaria in Wenen en opgedragen aan prins Joseph František Maximilian Lobkowicz (ook wel gespeld als Lobkowitz). De prins speelde zelf viool en cello (en zong ook) en werd een belangrijke mecenas voor het Weense muziekleven – u kent hem misschien ook in verband met strijkkwartetten en symfonieën van Beethoven.

De twee middendelen staan in omgekeerde volgorde: het Menuet is niet het derde, maar het tweede deel. En dat niet alleen, het Menuet lijkt op het later gebruikelijke Scherzo. Haydn haalt ritmische grappen uit met het boerendansachtige thema en zet de luisteraar diverse malen op het verkeerde been. Het midden-Trio vormt er een groot contrast mee: het lijkt haast een slaapliedje. Het derde deel, Andante, begint met een statig duet voor eerste viool en cello. Later krijgen de andere twee strijkers het thema ook toe­bedeeld en wordt het contrapunt gecompliceerder. De Finale tot slot leent zijn karakter van een volksdans, de polonaise.

Opus 77 werd in 1802 uitgegeven door Artaria in Wenen en opgedragen aan prins Joseph František Maximilian Lobkowicz (ook wel gespeld als Lobkowitz). De prins speelde zelf viool en cello (en zong ook) en werd een belangrijke mecenas voor het Weense muziekleven – u kent hem misschien ook in verband met strijkkwartetten en symfonieën van Beethoven.

door Anneloes Brand

Benjamin Britten 1913-1976

Britten: Strijkkwartet in D

door Anneloes Brand

Het Strijkkwartet in D groot, opus 25 was eigenlijk niet het eerste kwartet van Benjamin Britten. In 1931 componeerde hij als zeventienjarige student aan het Royal College of Music al een Strijkkwartet in D groot. Dat werk verdween echter in een la en kwam daar tientallen jaren niet meer uit. Vandaar dat het kwartet in D groot uit 1941 alsnog werd bestempeld als Brittens eerste strijkkwartet. Het ontstond in Brittens Amerikaanse periode: in 1939 was de componist Engeland ontvlucht vanwege de naderende oorlog.

In de zomer van 1941 verkaste hij van New York naar Californië om zich te wagen aan filmmuziek. De filmwereld stuitte hem echter tegen de borst, maar in Los Angeles vond hij indirect wel zijn roots terug: daar las hij een artikel van E.M. Forster over George Crabbe, een oude dichter uit Suffolk. Het ontketende heimwee naar zijn geboortegrond – die hem het volgende voorjaar weer terugbracht in Engeland – en legde de basis voor zijn beroemde opera Peter Grimes. Onder de Californische zon componeerde Britten nog wel het Strijkkwartet in D groot in opdracht van Elizabeth Sprague Coolidge, een vooraanstaande mecenas van moderne kamermuziek. Het werk werd op 21 september in Los Angeles in première gebracht door het Coolidge Kwartet en is zeker origineel te noemen. Het eerste deel lijkt te beginnen met een langzame introductie, maar blijkt toch een sonatevorm te zijn, waarin de etherische ‘introductie’ en het contrasterende ritmische, onstuimige thema verder worden uitgewerkt en zelfs in elkaar geweven. In het energieke scherzo – het tweede deel – stuiteren triolenfiguren van toonsoort naar toonsoort.

De golvende melodieën en het gevoel van onaardse kalmte van het langzame derde deel lijken een voorbode voor Moonlight, een van de orkestrale intermezzo’s in Peter Grimes. 
Het slotdeel begint met materiaal uit het Allegro-thema van het eerste deel, en zijn enthousiaste energie brengt het werk tot een vreugdevol einde.

Het Strijkkwartet in D groot, opus 25 was eigenlijk niet het eerste kwartet van Benjamin Britten. In 1931 componeerde hij als zeventienjarige student aan het Royal College of Music al een Strijkkwartet in D groot. Dat werk verdween echter in een la en kwam daar tientallen jaren niet meer uit. Vandaar dat het kwartet in D groot uit 1941 alsnog werd bestempeld als Brittens eerste strijkkwartet. Het ontstond in Brittens Amerikaanse periode: in 1939 was de componist Engeland ontvlucht vanwege de naderende oorlog.

In de zomer van 1941 verkaste hij van New York naar Californië om zich te wagen aan filmmuziek. De filmwereld stuitte hem echter tegen de borst, maar in Los Angeles vond hij indirect wel zijn roots terug: daar las hij een artikel van E.M. Forster over George Crabbe, een oude dichter uit Suffolk. Het ontketende heimwee naar zijn geboortegrond – die hem het volgende voorjaar weer terugbracht in Engeland – en legde de basis voor zijn beroemde opera Peter Grimes. Onder de Californische zon componeerde Britten nog wel het Strijkkwartet in D groot in opdracht van Elizabeth Sprague Coolidge, een vooraanstaande mecenas van moderne kamermuziek. Het werk werd op 21 september in Los Angeles in première gebracht door het Coolidge Kwartet en is zeker origineel te noemen. Het eerste deel lijkt te beginnen met een langzame introductie, maar blijkt toch een sonatevorm te zijn, waarin de etherische ‘introductie’ en het contrasterende ritmische, onstuimige thema verder worden uitgewerkt en zelfs in elkaar geweven. In het energieke scherzo – het tweede deel – stuiteren triolenfiguren van toonsoort naar toonsoort.

De golvende melodieën en het gevoel van onaardse kalmte van het langzame derde deel lijken een voorbode voor Moonlight, een van de orkestrale intermezzo’s in Peter Grimes. 
Het slotdeel begint met materiaal uit het Allegro-thema van het eerste deel, en zijn enthousiaste energie brengt het werk tot een vreugdevol einde.

  • Benjamin Britten

    Foto: Denis de Marney (1948)

    Benjamin Britten

    Foto: Denis de Marney (1948)

  • Benjamin Britten

    Foto: Denis de Marney (1948)

    Benjamin Britten

    Foto: Denis de Marney (1948)

door Anneloes Brand

Maurice Ravel 1875-1937

Strijkkwartet in F

door Anneloes Brand

Maurice Ravel voltooide zijn enige strijkkwartet in 1903 – achtentwintig jaar oud en ‘eeuwige student’ aan het Parijse conservatorium. Hij droeg het op aan zijn leraar, Gabriel Fauré, en zond het eerste deel ervan in voor de jaarlijkse compositiewedstrijd van het conservatorium.

De jury was niet onder de indruk en aangezien dit Ravels derde mislukte poging was, werd hij van school gestuurd. De jonge componist liet zijn Strijkkwartet in F groot toch tijdens een Société Nationale-­concert in maart 1904 in première brengen door het Heymann Kwartet.

Hoewel het werk positief werd ontvangen door het publiek, klaagden de critici dat het niet paste in de traditie van Ludwig van Beethoven en andere Duitse componisten. Ook Fauré was niet zo enthousiast: hij noemde de finale ‘gekunsteld, niet goed in balans, in feite een mislukking’. Claude Debussy daarentegen schijnt te hebben gezegd: ‘In naam van de Muziekgoden en in mijn belang, verander geen noot aan wat je hebt geschreven.’

Maurice Ravel voltooide zijn enige strijkkwartet in 1903 – achtentwintig jaar oud en ‘eeuwige student’ aan het Parijse conservatorium. Hij droeg het op aan zijn leraar, Gabriel Fauré, en zond het eerste deel ervan in voor de jaarlijkse compositiewedstrijd van het conservatorium.

De jury was niet onder de indruk en aangezien dit Ravels derde mislukte poging was, werd hij van school gestuurd. De jonge componist liet zijn Strijkkwartet in F groot toch tijdens een Société Nationale-­concert in maart 1904 in première brengen door het Heymann Kwartet.

Hoewel het werk positief werd ontvangen door het publiek, klaagden de critici dat het niet paste in de traditie van Ludwig van Beethoven en andere Duitse componisten. Ook Fauré was niet zo enthousiast: hij noemde de finale ‘gekunsteld, niet goed in balans, in feite een mislukking’. Claude Debussy daarentegen schijnt te hebben gezegd: ‘In naam van de Muziekgoden en in mijn belang, verander geen noot aan wat je hebt geschreven.’

  • Maurice Ravel

    Maurice Ravel

  • Maurice Ravel

    Maurice Ravel

Alhoewel Debussy en Ravel vriendschappelijk met elkaar omgingen, waren ze ook elkaars rivalen. Beide ‘impressionisten’ componeerden slechts één strijkkwartet (Debussy’s kwartet is van tien jaar eerder) en het is dan ook niet verwonderlijk dat ze vaak met elkaar vergeleken worden.

Allebei bevatten ze nieuwe harmonieën (gebaseerd op modaliteit), strijktechnieken en klankkleuren. Beide strijkkwartetten hebben een scherzo als tweede deel waarin pizzicato’s de boventoon voeren, een langzaam impressionistisch derde deel, en een cyclische opbouw waarbij thema’s worden hergebruikt om een eenheid te creëren.

Maar een belangrijk verschil is dat Debussy neigt naar impressionistische, bijna improvisatieachtige vrijheid en Ravel meer naar neoklassiek vakmanschap. Het Strijkkwartet in F groot wordt met zijn lyrische openingsdeel, swingende tweede deel, dromerige derde deel en gloedvolle finale gezien als een van Ravels meesterwerken.

Alhoewel Debussy en Ravel vriendschappelijk met elkaar omgingen, waren ze ook elkaars rivalen. Beide ‘impressionisten’ componeerden slechts één strijkkwartet (Debussy’s kwartet is van tien jaar eerder) en het is dan ook niet verwonderlijk dat ze vaak met elkaar vergeleken worden.

Allebei bevatten ze nieuwe harmonieën (gebaseerd op modaliteit), strijktechnieken en klankkleuren. Beide strijkkwartetten hebben een scherzo als tweede deel waarin pizzicato’s de boventoon voeren, een langzaam impressionistisch derde deel, en een cyclische opbouw waarbij thema’s worden hergebruikt om een eenheid te creëren.

Maar een belangrijk verschil is dat Debussy neigt naar impressionistische, bijna improvisatieachtige vrijheid en Ravel meer naar neoklassiek vakmanschap. Het Strijkkwartet in F groot wordt met zijn lyrische openingsdeel, swingende tweede deel, dromerige derde deel en gloedvolle finale gezien als een van Ravels meesterwerken.

door Anneloes Brand

Joseph Haydn 1732-1809

Haydn: Strijkkwartet in F

door Anneloes Brand

Over een periode van veertig jaar componeerde ‘papa’ Joseph Haydn een kleine zeventig strijkkwartetten. De twee kwartetten van opus 77 uit 1799 waren zijn laatste voltooide werken in dit genre; in 1803 begon hij opnieuw aan een strijkkwartet, maar voltooide slechts twee delen (opus 103).

Dat opus 77 niet uit het destijds gangbare aantal van zes kwartetten bestond, had misschien te maken met Haydns tanende gezondheid en het feit dat de componist tegelijkertijd bezig was aan een veel grootser werk, zijn oratorium Die Jahreszeiten. Niet dat de kwartetten ook maar enigszins aandoen als producten van een oude, vermoeide man. Het Strijkkwartet in F groot, opus 77 nr. 2 zit vol elan, verrassingen en meesterschap. Het eerste deel, Allegro moderato, begint elegant en eenvoudig, waarna Haydn zijn ideeën doordacht en vakkundig ontwikkelt.

Over een periode van veertig jaar componeerde ‘papa’ Joseph Haydn een kleine zeventig strijkkwartetten. De twee kwartetten van opus 77 uit 1799 waren zijn laatste voltooide werken in dit genre; in 1803 begon hij opnieuw aan een strijkkwartet, maar voltooide slechts twee delen (opus 103).

Dat opus 77 niet uit het destijds gangbare aantal van zes kwartetten bestond, had misschien te maken met Haydns tanende gezondheid en het feit dat de componist tegelijkertijd bezig was aan een veel grootser werk, zijn oratorium Die Jahreszeiten. Niet dat de kwartetten ook maar enigszins aandoen als producten van een oude, vermoeide man. Het Strijkkwartet in F groot, opus 77 nr. 2 zit vol elan, verrassingen en meesterschap. Het eerste deel, Allegro moderato, begint elegant en eenvoudig, waarna Haydn zijn ideeën doordacht en vakkundig ontwikkelt.

  • Joseph Haydn

    Uitsnede; door John Hoppner, 1791

    Joseph Haydn

    Uitsnede; door John Hoppner, 1791

  • Joseph Haydn

    Uitsnede; door John Hoppner, 1791

    Joseph Haydn

    Uitsnede; door John Hoppner, 1791

De twee middendelen staan in omgekeerde volgorde: het Menuet is niet het derde, maar het tweede deel. En dat niet alleen, het Menuet lijkt op het later gebruikelijke Scherzo. Haydn haalt ritmische grappen uit met het boerendansachtige thema en zet de luisteraar diverse malen op het verkeerde been. Het midden-Trio vormt er een groot contrast mee: het lijkt haast een slaapliedje. Het derde deel, Andante, begint met een statig duet voor eerste viool en cello. Later krijgen de andere twee strijkers het thema ook toe­bedeeld en wordt het contrapunt gecompliceerder. De Finale tot slot leent zijn karakter van een volksdans, de polonaise.

Opus 77 werd in 1802 uitgegeven door Artaria in Wenen en opgedragen aan prins Joseph František Maximilian Lobkowicz (ook wel gespeld als Lobkowitz). De prins speelde zelf viool en cello (en zong ook) en werd een belangrijke mecenas voor het Weense muziekleven – u kent hem misschien ook in verband met strijkkwartetten en symfonieën van Beethoven.

De twee middendelen staan in omgekeerde volgorde: het Menuet is niet het derde, maar het tweede deel. En dat niet alleen, het Menuet lijkt op het later gebruikelijke Scherzo. Haydn haalt ritmische grappen uit met het boerendansachtige thema en zet de luisteraar diverse malen op het verkeerde been. Het midden-Trio vormt er een groot contrast mee: het lijkt haast een slaapliedje. Het derde deel, Andante, begint met een statig duet voor eerste viool en cello. Later krijgen de andere twee strijkers het thema ook toe­bedeeld en wordt het contrapunt gecompliceerder. De Finale tot slot leent zijn karakter van een volksdans, de polonaise.

Opus 77 werd in 1802 uitgegeven door Artaria in Wenen en opgedragen aan prins Joseph František Maximilian Lobkowicz (ook wel gespeld als Lobkowitz). De prins speelde zelf viool en cello (en zong ook) en werd een belangrijke mecenas voor het Weense muziekleven – u kent hem misschien ook in verband met strijkkwartetten en symfonieën van Beethoven.

door Anneloes Brand

Benjamin Britten 1913-1976

Britten: Strijkkwartet in D

door Anneloes Brand

Het Strijkkwartet in D groot, opus 25 was eigenlijk niet het eerste kwartet van Benjamin Britten. In 1931 componeerde hij als zeventienjarige student aan het Royal College of Music al een Strijkkwartet in D groot. Dat werk verdween echter in een la en kwam daar tientallen jaren niet meer uit. Vandaar dat het kwartet in D groot uit 1941 alsnog werd bestempeld als Brittens eerste strijkkwartet. Het ontstond in Brittens Amerikaanse periode: in 1939 was de componist Engeland ontvlucht vanwege de naderende oorlog.

In de zomer van 1941 verkaste hij van New York naar Californië om zich te wagen aan filmmuziek. De filmwereld stuitte hem echter tegen de borst, maar in Los Angeles vond hij indirect wel zijn roots terug: daar las hij een artikel van E.M. Forster over George Crabbe, een oude dichter uit Suffolk. Het ontketende heimwee naar zijn geboortegrond – die hem het volgende voorjaar weer terugbracht in Engeland – en legde de basis voor zijn beroemde opera Peter Grimes. Onder de Californische zon componeerde Britten nog wel het Strijkkwartet in D groot in opdracht van Elizabeth Sprague Coolidge, een vooraanstaande mecenas van moderne kamermuziek. Het werk werd op 21 september in Los Angeles in première gebracht door het Coolidge Kwartet en is zeker origineel te noemen. Het eerste deel lijkt te beginnen met een langzame introductie, maar blijkt toch een sonatevorm te zijn, waarin de etherische ‘introductie’ en het contrasterende ritmische, onstuimige thema verder worden uitgewerkt en zelfs in elkaar geweven. In het energieke scherzo – het tweede deel – stuiteren triolenfiguren van toonsoort naar toonsoort.

De golvende melodieën en het gevoel van onaardse kalmte van het langzame derde deel lijken een voorbode voor Moonlight, een van de orkestrale intermezzo’s in Peter Grimes. 
Het slotdeel begint met materiaal uit het Allegro-thema van het eerste deel, en zijn enthousiaste energie brengt het werk tot een vreugdevol einde.

Het Strijkkwartet in D groot, opus 25 was eigenlijk niet het eerste kwartet van Benjamin Britten. In 1931 componeerde hij als zeventienjarige student aan het Royal College of Music al een Strijkkwartet in D groot. Dat werk verdween echter in een la en kwam daar tientallen jaren niet meer uit. Vandaar dat het kwartet in D groot uit 1941 alsnog werd bestempeld als Brittens eerste strijkkwartet. Het ontstond in Brittens Amerikaanse periode: in 1939 was de componist Engeland ontvlucht vanwege de naderende oorlog.

In de zomer van 1941 verkaste hij van New York naar Californië om zich te wagen aan filmmuziek. De filmwereld stuitte hem echter tegen de borst, maar in Los Angeles vond hij indirect wel zijn roots terug: daar las hij een artikel van E.M. Forster over George Crabbe, een oude dichter uit Suffolk. Het ontketende heimwee naar zijn geboortegrond – die hem het volgende voorjaar weer terugbracht in Engeland – en legde de basis voor zijn beroemde opera Peter Grimes. Onder de Californische zon componeerde Britten nog wel het Strijkkwartet in D groot in opdracht van Elizabeth Sprague Coolidge, een vooraanstaande mecenas van moderne kamermuziek. Het werk werd op 21 september in Los Angeles in première gebracht door het Coolidge Kwartet en is zeker origineel te noemen. Het eerste deel lijkt te beginnen met een langzame introductie, maar blijkt toch een sonatevorm te zijn, waarin de etherische ‘introductie’ en het contrasterende ritmische, onstuimige thema verder worden uitgewerkt en zelfs in elkaar geweven. In het energieke scherzo – het tweede deel – stuiteren triolenfiguren van toonsoort naar toonsoort.

De golvende melodieën en het gevoel van onaardse kalmte van het langzame derde deel lijken een voorbode voor Moonlight, een van de orkestrale intermezzo’s in Peter Grimes. 
Het slotdeel begint met materiaal uit het Allegro-thema van het eerste deel, en zijn enthousiaste energie brengt het werk tot een vreugdevol einde.

  • Benjamin Britten

    Foto: Denis de Marney (1948)

    Benjamin Britten

    Foto: Denis de Marney (1948)

  • Benjamin Britten

    Foto: Denis de Marney (1948)

    Benjamin Britten

    Foto: Denis de Marney (1948)

door Anneloes Brand

Maurice Ravel 1875-1937

Strijkkwartet in F

door Anneloes Brand

Maurice Ravel voltooide zijn enige strijkkwartet in 1903 – achtentwintig jaar oud en ‘eeuwige student’ aan het Parijse conservatorium. Hij droeg het op aan zijn leraar, Gabriel Fauré, en zond het eerste deel ervan in voor de jaarlijkse compositiewedstrijd van het conservatorium.

De jury was niet onder de indruk en aangezien dit Ravels derde mislukte poging was, werd hij van school gestuurd. De jonge componist liet zijn Strijkkwartet in F groot toch tijdens een Société Nationale-­concert in maart 1904 in première brengen door het Heymann Kwartet.

Hoewel het werk positief werd ontvangen door het publiek, klaagden de critici dat het niet paste in de traditie van Ludwig van Beethoven en andere Duitse componisten. Ook Fauré was niet zo enthousiast: hij noemde de finale ‘gekunsteld, niet goed in balans, in feite een mislukking’. Claude Debussy daarentegen schijnt te hebben gezegd: ‘In naam van de Muziekgoden en in mijn belang, verander geen noot aan wat je hebt geschreven.’

Maurice Ravel voltooide zijn enige strijkkwartet in 1903 – achtentwintig jaar oud en ‘eeuwige student’ aan het Parijse conservatorium. Hij droeg het op aan zijn leraar, Gabriel Fauré, en zond het eerste deel ervan in voor de jaarlijkse compositiewedstrijd van het conservatorium.

De jury was niet onder de indruk en aangezien dit Ravels derde mislukte poging was, werd hij van school gestuurd. De jonge componist liet zijn Strijkkwartet in F groot toch tijdens een Société Nationale-­concert in maart 1904 in première brengen door het Heymann Kwartet.

Hoewel het werk positief werd ontvangen door het publiek, klaagden de critici dat het niet paste in de traditie van Ludwig van Beethoven en andere Duitse componisten. Ook Fauré was niet zo enthousiast: hij noemde de finale ‘gekunsteld, niet goed in balans, in feite een mislukking’. Claude Debussy daarentegen schijnt te hebben gezegd: ‘In naam van de Muziekgoden en in mijn belang, verander geen noot aan wat je hebt geschreven.’

  • Maurice Ravel

    Maurice Ravel

  • Maurice Ravel

    Maurice Ravel

Alhoewel Debussy en Ravel vriendschappelijk met elkaar omgingen, waren ze ook elkaars rivalen. Beide ‘impressionisten’ componeerden slechts één strijkkwartet (Debussy’s kwartet is van tien jaar eerder) en het is dan ook niet verwonderlijk dat ze vaak met elkaar vergeleken worden.

Allebei bevatten ze nieuwe harmonieën (gebaseerd op modaliteit), strijktechnieken en klankkleuren. Beide strijkkwartetten hebben een scherzo als tweede deel waarin pizzicato’s de boventoon voeren, een langzaam impressionistisch derde deel, en een cyclische opbouw waarbij thema’s worden hergebruikt om een eenheid te creëren.

Maar een belangrijk verschil is dat Debussy neigt naar impressionistische, bijna improvisatieachtige vrijheid en Ravel meer naar neoklassiek vakmanschap. Het Strijkkwartet in F groot wordt met zijn lyrische openingsdeel, swingende tweede deel, dromerige derde deel en gloedvolle finale gezien als een van Ravels meesterwerken.

Alhoewel Debussy en Ravel vriendschappelijk met elkaar omgingen, waren ze ook elkaars rivalen. Beide ‘impressionisten’ componeerden slechts één strijkkwartet (Debussy’s kwartet is van tien jaar eerder) en het is dan ook niet verwonderlijk dat ze vaak met elkaar vergeleken worden.

Allebei bevatten ze nieuwe harmonieën (gebaseerd op modaliteit), strijktechnieken en klankkleuren. Beide strijkkwartetten hebben een scherzo als tweede deel waarin pizzicato’s de boventoon voeren, een langzaam impressionistisch derde deel, en een cyclische opbouw waarbij thema’s worden hergebruikt om een eenheid te creëren.

Maar een belangrijk verschil is dat Debussy neigt naar impressionistische, bijna improvisatieachtige vrijheid en Ravel meer naar neoklassiek vakmanschap. Het Strijkkwartet in F groot wordt met zijn lyrische openingsdeel, swingende tweede deel, dromerige derde deel en gloedvolle finale gezien als een van Ravels meesterwerken.

door Anneloes Brand

Biografie

Takács Quartet, kwartet

Het Takács Quartet werd in 1975 opgericht door vier studenten in Boedapest – onder wie de huidige cellist András Fejér – en vernoemd naar de toenmalige primarius Gabor Takács-Nagy. Internationale aandacht volgde in 1977 met het winnen van het Internationaal Strijkkwartet Concours in Evian.

Na een Amerikaanse debuuttournee in 1982 bood de University of Colorado de strijkers een residentie aan, en sindsdien werken ze vanuit de Verenigde Staten.

Het ensemble is te gast op de bekende podia en festivals voor kamermuziek wereldwijd, en bij Wigmore Hall in Londen is het voor langere tijd associate artist. Dit concertseizoen – zijn 48ste – begon het Takács Quartet met een tournee naar Hongkong, Japan en Zuid-Korea, en er komen twee cd’s uit: een Haydn-verzameling plus een album met Ravel, Dutilleux en de opdrachtcompositie Les six rencontres van Stephen Hough. Eerdere cd’s zijn bekroond met de Gramophone Award, de Brit Award, de Japanse Record Academy Award en de Grammy Award.

Het Takács Quartet initieert regelmatig bijzondere projecten. Zo werkte het met toneelschrijver David Lawrence Morse aan een voorstelling over de totstandkoming van Beethovens strijkkwartetten, speelt het geregeld samen met de Hongaarse volksmuziekgroep Muzsikas en bracht het met wijlen Philip Seymour Hoffman Everyman van Philip Roth op de planken, later in reprise gebracht met Meryl Streep. De musici tourden met bandoneonvirtuoos Julien Labro, en ook met dichter Robert Pinsky. In mei 2010 organiseerde Het Concertgebouw een Weekend met het Takács Kwartet. De laatste optredens in de Kleine Zaal waren in november 2019, met muziek van Beethoven, Bartók en Mendelssohn.