Pjotr Iljitsj Tsjaikovski (1840-1893)
Tsjaikovski: Derde strijkkwartet
door Rutger Helmers
Het Derde strijkkwartet in es klein is een van Pjotr Iljitsj Tsjaikovski’s zwaarmoedigste composities. De componist schreef het in 1876 tijdens een van zijn vele bezoeken aan Parijs als eerbetoon aan Ferdinand Laub, een van zijn collega’s op het conservatorium van Moskou, die als violist de premières van zijn eerste twee kwartetten had verzorgd en het jaar ervoor aan een longziekte was overleden.
Het is een werk diep gedompeld in rouw, en het is dan ook niet verwonderlijk dat juist dit kwartet bij de dood van de componist zelf op verschillende plaatsen te zijner herinnering werd gespeeld. Het openingsdeel begint met een langzame inleiding die gelijk een toon van intense droefenis neerzet.
De lucht klaart enigszins op in het daaropvolgende Allegro moderato, dat na de nodige strubbelingen zelfs bestemd lijkt om in majeur te eindigen; maar juist als dat punt wordt bereikt, keren de mineurklanken terug, en belanden we uiteindelijk weer bij de treurzang van de inleiding, teruggeworpen in de bittere realiteit.
Het tweede deel is een vederlicht scherzo met veel pizzicato’s, van het type waar Felix Mendelssohn in uitblonk, en lijkt vooral bedoeld om de luisteraar even op adem te laten komen voor het daaropvolgende Andante funebre. Dit derde deel is het emotionele hart van het kwartet. Het wordt gekenmerkt door onverbiddelijke akkoorden met wrange dissonanten, waar de eerste viool soms met lyrische frasen bovenuit stijgt. Bij de afsluiting van dit thema blijft de tweede viool in eigenaardige ritmes op een toon hangen, afgewisseld met archaïsche slotformules voor het kwartet als geheel: een imitatie van het reciteren van een priester en een koor bij een rouwdienst.
Na een meer beweeglijke en zangerige middensectie keert het openingsthema terug en doet de componist er nog een schepje bovenop door de cello zijn basnoten nadrukkelijk te laten herhalen. Het resultaat is een uitdrukking van onverdunde, kloppende pijn. Anders dan in de neerslachtige Zesde symfonie, die Tsjaikovski aan het eind van zijn leven schreef, is er in dit kwartet nog wel ruimte voor verlossing: in een robuuste, beethoveniaanse Finale keert de levenslust terug en kan de luisteraar proberen het beklemmende gevoel van de eerdere delen achter zich te laten.