Robert Schumann 1810-1856
Schumann: Eerste pianotrio
Robert Schumann componeerde zowel het Eerste pianotrio in d klein, op. 63 als het Tweede pianotrio in F groot, op. 80 in 1847; zijn Derde pianotrio in g klein, op. 110 stamt uit het jaar 1851.
Aangezien de piano Schumann het meest na aan het hart lag – en zijn vrouw Clara een beroemde concertpianiste was – is het niet zo verbazingwekkend dat de piano de drijvende kracht van de trio’s is, waarbij de strijkers de pianopartij volgen of er samen tegenwicht aan bieden.
Start / pauzeer slideshow
Het Eerste pianotrio wordt algemeen beschouwd als het sterkste van de drie. Schumann begon er een paar dagen voor zijn verjaardag (8 juni) aan, en nam er naar eigen zeggen uitgebreid de tijd voor. ‘Vroeger schreef ik praktisch al mijn kortere werken in een soort bezetenheid en voltooide ik er vele haast ondenkbaar snel. […] Vanaf 1845 ontwikkelde ik een nieuwe methode van componeren, waarbij ik alles in mijn hoofd bedacht en uitwerkte.’
Het leverde een compositie op die romantisch van stijl is, maar met een grote rol voor contrapunt (de oude kunst van het combineren van verschillende melodische lijnen). De componist had de schets alsnog in tien dagen klaar op 16 juni en presenteerde het volledige werk aan Clara op haar verjaardag, 13 september.
Kort erna voerde zij het trio voor het eerst uit tijdens een besloten concert, samen met twee strijkers uit de Dresdner Hofkapelle. De pianiste was erg te spreken over de nieuwe pennenvrucht van haar echtgenoot: ‘Dit werk klinkt alsof het is gecomponeerd door een aanstormend talent, zo jeugdig en krachtig en tegelijkertijd zo meesterlijk uitgewerkt. Het eerste deel is een van de fraaiste die ik ken.’