Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
interview

'Ik was een langzame groeier'

door Henriette Postuma de Boer
01 dec. 2018 01 december 2018

Liza Ferschtman ziet zichzelf niet als een uitgesproken viooltalent. ‘De constante in mijn leven is een extreme liefde voor muziek. Daarin ben ik heel perfectionistisch: de kleinste nuances, daar moet je helemaal voor gaan.’ 

Toen zij in 2007 de leiding van het Delft Chamber Music Festival overnam van Isabelle van Keulen, was de afsluiting met het Octet van Schubert een vaste traditie. ‘Ik voelde het gewicht daarvan niet zo zwaar op mijn schouders, maar heb die uiteindelijk toch in ere hersteld. In 2016 bestond het festival twintig jaar en het leek me een mooi idee om voor dat jubileum een componist opdracht te geven een nieuw octet te schrijven. Maar dan wel in de Schubert-bezetting. In 2014 heb ik de Finse componist Sebastian Fagerlund – in seizoen 2016/17 composer in residence van Het Concertgebouw – van wie ik eerder werk had geprogrammeerd, daarvoor benaderd. Hij vond het fascinerend om het te proberen.

In het voorjaar van 2016 moest hij bekennen dat hij meer tijd nodig had om een echt goed werk te schrijven. Vandaar dat het pas afgelopen zomer in première is gegaan. Het is een heel sterk stuk geworden, waarin duidelijk te horen is dat hij het gelijktijdig schreef met zijn opera. De dramatiek daarvan heeft zijn weerslag gehad in het octet. Er zijn ook melodische parallellen: in het langzame deel zit bijvoorbeeld een prachtige altvioolsolo, vergelijkbaar met een zangstem in zijn opera. Om dit nieuwe octet een tweede podium te geven, wilde ik het graag in de Spotlight­serie laten horen.’

Russische roots

Al zal de Russische ziel altijd in hun spel traceerbaar blijven, Liza’s ouders – cellist Dmitri Ferschtman en pianiste Mila Baslawskaja – hebben zich na hun emigratie naar Nederland in 1979 wonderbaarlijk snel aangepast. ‘Aanleiding voor hun vertrek uit ­Moskou was dat het uitreisvisum voor het Glinka Kwartet van mijn vader plotseling werd ingetrokken en ze nergens meer heen konden. Ze hadden in Nederland al veel concerten gegeven, wisten dat er een mooie kamermuziekcultuur was, en met hulp van vrienden hebben ze hier een nieuw bestaan kunnen opbouwen. Ze hebben snel Nederlands geleerd, al spreken we thuis nog altijd Russisch. Mijn negen jaar oudere zus is nog in Rusland geboren Hoewel ze heel getalenteerd was en uitstekend piano speelde, heeft ze, anders dan ik, nooit op het podium willen staan.’

'Mijn ouders bemoeiden zich er natuurlijk toch altijd tegenaan'

‘Die liefde voor de viool, ik kan nog steeds niet zeggen waar die vandaan komt. Behalve dan dat er thuis regelmatig violisten over de vloer kwamen. Dus kreeg ik een viooltje. En je hoefde mij niks te vertellen, ik was als kind heel eigengereid, zelf doen, zelf doen! Maar mijn ouders bemoeiden zich er natuurlijk toch altijd tegenaan. Later zouden ze zeggen: ja, maar je wilde nooit. En dan zou ik zeggen: ja, maar jullie deden het tóch! Die strijd heb ik lang kunnen volhouden, tot ik op mijn zestiende samen met mijn zus in Amsterdam ging wonen. Mijn ouders hebben me laten gaan, maar bleven wel nadrukkelijk aanwezig. En omdat muziek hun volledige leven is, is dat het voorbeeld dat je hebt en vertrouw je op hun oordeel.'

'We hebben ook al vanaf mijn vijftiende samengespeeld. Dat ging niet altijd zonder strijd, maar het was wel duidelijk dat we iets bijzonders op het podium neerzetten. We hebben ­dezelfde drive en passie. Jammer dat we er dan toch weer woorden voor gingen gebruiken en ruzie kregen’, herinnert zij zich lachend. ‘Het was hard werken om met die gegevens je eigen weg te vinden. Maar ik ben intussen 38 en heb langzamerhand wel geleerd met kritiek om te gaan. Die had ik nodig om te kunnen groeien. Ik wist dat ze trots op me waren, maar je groeit niet van complimenten. Wel van opbouwende kritiek, al kun je erover twisten hoe Russen opbouwende ­kritiek brengen!’

'De latente twijfel die ik een jaar of tien geleden nog had, is er nu niet meer'

Langzame groeier

Een uitgesproken viooltalent was ze niet als kind, vindt Liza zelf. ‘Ik was een langzame groeier. Ik heb ook niet die obsessie voor het instrument, voor mij is de viool een instrument om muziek te maken. Liefst met een donker timbre. Die voorkeur dank ik aan de celloklank van mijn vader – de laagte die ik zoek is de mezzosopraan in mij. Ik heb wel eens de altviool van een vriend geprobeerd, heel mooi, maar wat mijn begeleider, ­pianist Frans van Ruth ooit zei, is waar: “Liza, jij hebt niet de persoonlijkheid van een alt­violist.” Daarvoor ben ik te veel haantje de voorste.
De Guarneri del Gesù die ik nu bespeel heeft die laagte. Meteen bij de eerste kennismaking herkende ik de kernkwaliteit van de klank en de mogelijkheden van het instrument. Ik ben heel perfectionistisch van aard, heb een sterke muzikale drive en wil dat het klinkt zoals ik het hoor in mijn hoofd. Dat is ook waarom ik nooit een plek in een orkest heb geambieerd. De noodzaak om me persoonlijk uit te drukken is daarvoor te groot.’

Toen zij in 2007 de leiding van het Delft Chamber Music Festival overnam van Isabelle van Keulen, was de afsluiting met het Octet van Schubert een vaste traditie. ‘Ik voelde het gewicht daarvan niet zo zwaar op mijn schouders, maar heb die uiteindelijk toch in ere hersteld. In 2016 bestond het festival twintig jaar en het leek me een mooi idee om voor dat jubileum een componist opdracht te geven een nieuw octet te schrijven. Maar dan wel in de Schubert-bezetting. In 2014 heb ik de Finse componist Sebastian Fagerlund – in seizoen 2016/17 composer in residence van Het Concertgebouw – van wie ik eerder werk had geprogrammeerd, daarvoor benaderd. Hij vond het fascinerend om het te proberen.

In het voorjaar van 2016 moest hij bekennen dat hij meer tijd nodig had om een echt goed werk te schrijven. Vandaar dat het pas afgelopen zomer in première is gegaan. Het is een heel sterk stuk geworden, waarin duidelijk te horen is dat hij het gelijktijdig schreef met zijn opera. De dramatiek daarvan heeft zijn weerslag gehad in het octet. Er zijn ook melodische parallellen: in het langzame deel zit bijvoorbeeld een prachtige altvioolsolo, vergelijkbaar met een zangstem in zijn opera. Om dit nieuwe octet een tweede podium te geven, wilde ik het graag in de Spotlight­serie laten horen.’

Russische roots

Al zal de Russische ziel altijd in hun spel traceerbaar blijven, Liza’s ouders – cellist Dmitri Ferschtman en pianiste Mila Baslawskaja – hebben zich na hun emigratie naar Nederland in 1979 wonderbaarlijk snel aangepast. ‘Aanleiding voor hun vertrek uit ­Moskou was dat het uitreisvisum voor het Glinka Kwartet van mijn vader plotseling werd ingetrokken en ze nergens meer heen konden. Ze hadden in Nederland al veel concerten gegeven, wisten dat er een mooie kamermuziekcultuur was, en met hulp van vrienden hebben ze hier een nieuw bestaan kunnen opbouwen. Ze hebben snel Nederlands geleerd, al spreken we thuis nog altijd Russisch. Mijn negen jaar oudere zus is nog in Rusland geboren Hoewel ze heel getalenteerd was en uitstekend piano speelde, heeft ze, anders dan ik, nooit op het podium willen staan.’

'Mijn ouders bemoeiden zich er natuurlijk toch altijd tegenaan'

‘Die liefde voor de viool, ik kan nog steeds niet zeggen waar die vandaan komt. Behalve dan dat er thuis regelmatig violisten over de vloer kwamen. Dus kreeg ik een viooltje. En je hoefde mij niks te vertellen, ik was als kind heel eigengereid, zelf doen, zelf doen! Maar mijn ouders bemoeiden zich er natuurlijk toch altijd tegenaan. Later zouden ze zeggen: ja, maar je wilde nooit. En dan zou ik zeggen: ja, maar jullie deden het tóch! Die strijd heb ik lang kunnen volhouden, tot ik op mijn zestiende samen met mijn zus in Amsterdam ging wonen. Mijn ouders hebben me laten gaan, maar bleven wel nadrukkelijk aanwezig. En omdat muziek hun volledige leven is, is dat het voorbeeld dat je hebt en vertrouw je op hun oordeel.'

'We hebben ook al vanaf mijn vijftiende samengespeeld. Dat ging niet altijd zonder strijd, maar het was wel duidelijk dat we iets bijzonders op het podium neerzetten. We hebben ­dezelfde drive en passie. Jammer dat we er dan toch weer woorden voor gingen gebruiken en ruzie kregen’, herinnert zij zich lachend. ‘Het was hard werken om met die gegevens je eigen weg te vinden. Maar ik ben intussen 38 en heb langzamerhand wel geleerd met kritiek om te gaan. Die had ik nodig om te kunnen groeien. Ik wist dat ze trots op me waren, maar je groeit niet van complimenten. Wel van opbouwende kritiek, al kun je erover twisten hoe Russen opbouwende ­kritiek brengen!’

'De latente twijfel die ik een jaar of tien geleden nog had, is er nu niet meer'

Langzame groeier

Een uitgesproken viooltalent was ze niet als kind, vindt Liza zelf. ‘Ik was een langzame groeier. Ik heb ook niet die obsessie voor het instrument, voor mij is de viool een instrument om muziek te maken. Liefst met een donker timbre. Die voorkeur dank ik aan de celloklank van mijn vader – de laagte die ik zoek is de mezzosopraan in mij. Ik heb wel eens de altviool van een vriend geprobeerd, heel mooi, maar wat mijn begeleider, ­pianist Frans van Ruth ooit zei, is waar: “Liza, jij hebt niet de persoonlijkheid van een alt­violist.” Daarvoor ben ik te veel haantje de voorste.
De Guarneri del Gesù die ik nu bespeel heeft die laagte. Meteen bij de eerste kennismaking herkende ik de kernkwaliteit van de klank en de mogelijkheden van het instrument. Ik ben heel perfectionistisch van aard, heb een sterke muzikale drive en wil dat het klinkt zoals ik het hoor in mijn hoofd. Dat is ook waarom ik nooit een plek in een orkest heb geambieerd. De noodzaak om me persoonlijk uit te drukken is daarvoor te groot.’

  • Liza Ferschtman

    Foto: René Knoop

    Liza Ferschtman

    Foto: René Knoop

  • Liza Ferschtman

    Foto: René Knoop

    Liza Ferschtman

    Foto: René Knoop

Troost en kracht

Op privégebied waren de laatste anderhalf jaar niet gemakkelijk voor Liza. ‘Mijn relatie met bariton André Morsch, met wie ik tien jaar samen was, liep stuk. Dat had veel impact op mijn leven, maar ik moest door. Troost in de muziek vond ik maar ten dele. Toen het pas uit was en ik Mozarts Strijk­kwintet in D groot speelde – voor mij de ultieme muziek – kwam ik half huilend op de repetitie, maar fleurde tijdens het ­concert helemaal op. Dus in die zin biedt het wel troost.

Het was een redelijk lang proces, maar ik begin er nu de vruchten van te plukken. Je leert op een andere manier op eigen benen staan. Ik had altijd al een goed contact met mijn emoties, maar er komen nu lagen bij, zoals het besef dat ik onder de ­moeilijkste omstandigheden gewoon kan doorspelen. En goed ook. De latente twijfel die ik een jaar of tien geleden nog had, is er nu niet meer. Omdat ik heb ervaren waar mijn kracht ligt en dat nu durf uit te stralen.

'Om met Johan Cruyff te spreken: je ziet het pas als je het doorhebt'

Ook kan ik zeggen dat de laatste jaren mijn techniek extreem verbeterd is, puur omdat ik het beter door heb. Je hebt al die bagage ooit wel meegekregen, maar dan moet je ook nog weten wat je ermee moet. En hoewel ik fantastische leraren heb gehad – toen ik jong was is Herman Krebbers heel belangrijk voor me geweest – heeft het toch tot mijn tweeëntwintigste geduurd tot ik in David Takeno, in Londen, de leraar vond die mij leerde waar ik naar op zoek was. Soms kun je gewoon niet eerder leren dan als je er klaar voor bent. Om met Johan Cruyff te spreken: je ziet het pas als je het doorhebt. Ik kan nu meer genieten van op het podium staan, en nog belangrijker: ik vind het niet meer heel erg als er iets mis gaat. De schaamte daarvoor heb ik achter me gelaten. Ik speel nu eenmaal niet op veilig.’

Zijpaadjes

Liza Ferschtman is een veelzijdig musicus, die kan putten uit een opvallend breed repertoire. ‘Mijn probleem is dat ik veel wil en kan, heen en weer spring tussen kamer­muziek, solo-optredens, combinaties met andere kunstvormen, soloconcerten, het organiseren van een festival. Die vele zijpaadjes maken me tot de musicus die ik ben, maar er dreigt ook een gevaar van versnippering.’

Op mijn vraag naar het belangrijkste verschil tussen de jonge en de meer ervaren Liza Ferschtman, zegt ze: ‘Bij muziek gaat het om het genie van de componist en de compositie. Ik heb me daarbij altijd heel bescheiden opgesteld, maar besef steeds meer de grote meerwaarde van de uitvoerder. Bijvoorbeeld als het gaat om een overbekend werk als het Vioolconcert van Mendelssohn. Dat speel je als je vijftien, zestien bent en al die leraren hebben daar een mening over. Voor een kind is dat heel verwarrend. Het kostte me jaren om die schillen eraf te krijgen en tot de kern door te dringen. Gewoon door in de partituur te kijken naar wat er eigenlijk staat. Het enige wat wij moeten doen is dat heel precies volgen. Vorig jaar was ik zo ver dat ik mijn eigen relatie met die partituur had opgebouwd en heb ik spontaan besloten dat concert op te nemen. Toen pas was ik ervan overtuigd dat ik vanuit mijn visie een verschil kon maken.’

Troost en kracht

Op privégebied waren de laatste anderhalf jaar niet gemakkelijk voor Liza. ‘Mijn relatie met bariton André Morsch, met wie ik tien jaar samen was, liep stuk. Dat had veel impact op mijn leven, maar ik moest door. Troost in de muziek vond ik maar ten dele. Toen het pas uit was en ik Mozarts Strijk­kwintet in D groot speelde – voor mij de ultieme muziek – kwam ik half huilend op de repetitie, maar fleurde tijdens het ­concert helemaal op. Dus in die zin biedt het wel troost.

Het was een redelijk lang proces, maar ik begin er nu de vruchten van te plukken. Je leert op een andere manier op eigen benen staan. Ik had altijd al een goed contact met mijn emoties, maar er komen nu lagen bij, zoals het besef dat ik onder de ­moeilijkste omstandigheden gewoon kan doorspelen. En goed ook. De latente twijfel die ik een jaar of tien geleden nog had, is er nu niet meer. Omdat ik heb ervaren waar mijn kracht ligt en dat nu durf uit te stralen.

'Om met Johan Cruyff te spreken: je ziet het pas als je het doorhebt'

Ook kan ik zeggen dat de laatste jaren mijn techniek extreem verbeterd is, puur omdat ik het beter door heb. Je hebt al die bagage ooit wel meegekregen, maar dan moet je ook nog weten wat je ermee moet. En hoewel ik fantastische leraren heb gehad – toen ik jong was is Herman Krebbers heel belangrijk voor me geweest – heeft het toch tot mijn tweeëntwintigste geduurd tot ik in David Takeno, in Londen, de leraar vond die mij leerde waar ik naar op zoek was. Soms kun je gewoon niet eerder leren dan als je er klaar voor bent. Om met Johan Cruyff te spreken: je ziet het pas als je het doorhebt. Ik kan nu meer genieten van op het podium staan, en nog belangrijker: ik vind het niet meer heel erg als er iets mis gaat. De schaamte daarvoor heb ik achter me gelaten. Ik speel nu eenmaal niet op veilig.’

Zijpaadjes

Liza Ferschtman is een veelzijdig musicus, die kan putten uit een opvallend breed repertoire. ‘Mijn probleem is dat ik veel wil en kan, heen en weer spring tussen kamer­muziek, solo-optredens, combinaties met andere kunstvormen, soloconcerten, het organiseren van een festival. Die vele zijpaadjes maken me tot de musicus die ik ben, maar er dreigt ook een gevaar van versnippering.’

Op mijn vraag naar het belangrijkste verschil tussen de jonge en de meer ervaren Liza Ferschtman, zegt ze: ‘Bij muziek gaat het om het genie van de componist en de compositie. Ik heb me daarbij altijd heel bescheiden opgesteld, maar besef steeds meer de grote meerwaarde van de uitvoerder. Bijvoorbeeld als het gaat om een overbekend werk als het Vioolconcert van Mendelssohn. Dat speel je als je vijftien, zestien bent en al die leraren hebben daar een mening over. Voor een kind is dat heel verwarrend. Het kostte me jaren om die schillen eraf te krijgen en tot de kern door te dringen. Gewoon door in de partituur te kijken naar wat er eigenlijk staat. Het enige wat wij moeten doen is dat heel precies volgen. Vorig jaar was ik zo ver dat ik mijn eigen relatie met die partituur had opgebouwd en heb ik spontaan besloten dat concert op te nemen. Toen pas was ik ervan overtuigd dat ik vanuit mijn visie een verschil kon maken.’

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.