Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
interview

Herreweghe: 'Voor Bach is niet ­iedere zanger geschikt'

door Agnes van der Horst
01 dec. 2018 01 december 2018

Nog altijd worden er zo hier en daar wenkbrauwen gefronst als het gaat over Bach uitgevoerd met een symfonieorkest. Ten onrechte, vindt een van de pioniers van de authentieke muziekpraktijk, Philippe Herreweghe. En zeker als dat orkest het Koninklijk Concertgebouworkest is.

Philippe Herreweghe stond al dikwijls voor het Koninklijk Concertgebouworkest, meestal met cantates en passies van Johann Sebas­tian Bach. Maar deze maand dirigeert hij het orkest voor het eerst in Bachs ‘Hohe Messe’, oftewel de Mis in b klein, onder andere in de Kerstmatinee. ‘Een avontuur’ noemt hij het.

Het Hosanna uit de 'Hohe Messe'

‘Ik verheug mij er oprecht op. Vooral omdat dit werk van Bach in de eerste plaats pure muziek is. In de cantates en passies ligt de essentie vooral bij de lutherse boodschap, de tekst. Het is muziek die oorspronkelijk is bedoeld voor een bepaalde kerkelijke dag en voor een kerkelijk publiek, en ik heb de indruk dat veel van de mensen die naar cantate-uitvoeringen komen een gelovige achtergrond hebben. Maar een mistekst als die in de Hohe Messe is algemener, breder, en iedereen weet wel zo ongeveer waar het over gaat.

'Sopraan Dorothee Mields is de ­gedroomde Bach-zangeres'

Bach schreef delen van de mis waarschijnlijk voor het katholieke hof van Dresden, en voor specifieke zangeressen – zoals de beroemde Faustina Bordoni – die daar ook in de ­opera zongen. In sommige delen van de Hohe Messe, het Laudamus bijvoorbeeld, hoor je dat terug. Het heeft een Italiaans, ­opera-achtig karakter. Waarschijnlijk had Bach bij het componeren ook het orkest van Dresden voor ogen, dat beter, en met onder meer acht eerste violen veel groter was dan dat van Leipzig.

Bach drukt de mistekst met zijn muziek heel goed uit, zoals hij dat in al zijn vocale werken doet, maar de inhoud is minder zwaar dan bij bijvoorbeeld de Matthäus-­Passion, die ik meerdere keren bij het Concertgebouworkest heb gedirigeerd. Als dirigent en musicus moet je je bij Bach vooral inleven in de tekst, en bij de Passionen in het lijden en sterven van Christus. Zeker nu ik wat ouder word ervaar ik dat als zwaar. Terwijl ik, als ik de Hohe Messe heb gedirigeerd, die toch ook bijna twee uur duurt, daar altijd weer verkwikt uit kom.’

Bach-persoonlijkheden

Herreweghe neemt zijn zangers van het Collegium Vocale Gent mee, en ‘zijn eigen’ solisten, want voor Bach is lang niet ­iedere zanger geschikt, vindt hij. Bachs muziek vraagt om bijzondere Bach-persoonlijkheden die zich kunnen vereenzelvigen met de tekst. ‘Sopraan Dorothee Mields is de ­gedroomde Bach-zangeres. Ze heeft een groot gevoel voor poëzie en religie en een puur, bijna jongensachtig geluid. Dat laatste geldt zeker ook voor de andere sopraan, Hana Blažíková.

 

Philippe Herreweghe stond al dikwijls voor het Koninklijk Concertgebouworkest, meestal met cantates en passies van Johann Sebas­tian Bach. Maar deze maand dirigeert hij het orkest voor het eerst in Bachs ‘Hohe Messe’, oftewel de Mis in b klein, onder andere in de Kerstmatinee. ‘Een avontuur’ noemt hij het.

Het Hosanna uit de 'Hohe Messe'

‘Ik verheug mij er oprecht op. Vooral omdat dit werk van Bach in de eerste plaats pure muziek is. In de cantates en passies ligt de essentie vooral bij de lutherse boodschap, de tekst. Het is muziek die oorspronkelijk is bedoeld voor een bepaalde kerkelijke dag en voor een kerkelijk publiek, en ik heb de indruk dat veel van de mensen die naar cantate-uitvoeringen komen een gelovige achtergrond hebben. Maar een mistekst als die in de Hohe Messe is algemener, breder, en iedereen weet wel zo ongeveer waar het over gaat.

'Sopraan Dorothee Mields is de ­gedroomde Bach-zangeres'

Bach schreef delen van de mis waarschijnlijk voor het katholieke hof van Dresden, en voor specifieke zangeressen – zoals de beroemde Faustina Bordoni – die daar ook in de ­opera zongen. In sommige delen van de Hohe Messe, het Laudamus bijvoorbeeld, hoor je dat terug. Het heeft een Italiaans, ­opera-achtig karakter. Waarschijnlijk had Bach bij het componeren ook het orkest van Dresden voor ogen, dat beter, en met onder meer acht eerste violen veel groter was dan dat van Leipzig.

Bach drukt de mistekst met zijn muziek heel goed uit, zoals hij dat in al zijn vocale werken doet, maar de inhoud is minder zwaar dan bij bijvoorbeeld de Matthäus-­Passion, die ik meerdere keren bij het Concertgebouworkest heb gedirigeerd. Als dirigent en musicus moet je je bij Bach vooral inleven in de tekst, en bij de Passionen in het lijden en sterven van Christus. Zeker nu ik wat ouder word ervaar ik dat als zwaar. Terwijl ik, als ik de Hohe Messe heb gedirigeerd, die toch ook bijna twee uur duurt, daar altijd weer verkwikt uit kom.’

Bach-persoonlijkheden

Herreweghe neemt zijn zangers van het Collegium Vocale Gent mee, en ‘zijn eigen’ solisten, want voor Bach is lang niet ­iedere zanger geschikt, vindt hij. Bachs muziek vraagt om bijzondere Bach-persoonlijkheden die zich kunnen vereenzelvigen met de tekst. ‘Sopraan Dorothee Mields is de ­gedroomde Bach-zangeres. Ze heeft een groot gevoel voor poëzie en religie en een puur, bijna jongensachtig geluid. Dat laatste geldt zeker ook voor de andere sopraan, Hana Blažíková.

 

  • Philippe Herreweghe

    foto: Bert Hulselmans

    Philippe Herreweghe

    foto: Bert Hulselmans

  • Philippe Herreweghe

    foto: Bert Hulselmans

    Philippe Herreweghe

    foto: Bert Hulselmans

  • Philippe Herreweghe

    foto: Bert Hulselmans

    Philippe Herreweghe

    foto: Bert Hulselmans

  • Philippe Herreweghe

    foto: Bert Hulselmans

    Philippe Herreweghe

    foto: Bert Hulselmans

Ik werk veel met ze, ook met de mannelijke solo­zangers die ik meeneem naar Amsterdam. De solisten moeten, behalve een ideale zanger zijn voor oude muziek, ook kunnen zingen met moderne instrumenten en in een grote zaal.’ Net als bij De ­Nederlandse Bachvereniging al een tijdje gangbaar is, zingen de solisten bij Herreweghe naast de solopartijen ook in de koorpassages.

‘Het is wel zwaar voor de zangers, die in de Hohe ­Messe bijna twee uur achtereen moeten zingen, maar ze doen het allemaal graag. Als ik een zang­solist was, zou ik ook het liefst in het koor meezingen in plaats van op een stoel te moeten wachten op mijn solo. Bovendien: zo deed Bach in zijn tijd het ook.’

Essentie en ziel

Ondanks de aanwezigheid van zijn vertrouwde, in de oude muziek gepokte en gemazelde vocalisten lijkt het nog een hele toer om het Concertgebouworkest – dat de weken voordat Herreweghe de bok beklimt vooral Mahler, Sibelius en Prokofjev uitvoert – te laten spelen in de barokstijl die Herreweghe ambieert. Hoe hij dat gaat aanpakken?

'Ik zing veel voor, want ik vind dat bij het uitvoeren van Bach ook de instrumentalisten de tekst moeten kennen'

‘Ik zing veel voor, want ik vind dat bij het uitvoeren van Bach ook de instrumentalisten de tekst moeten kennen. Die tekst, de zang, dat is het uitgangspunt. Andere zaken, zoals dynamiek en vibrato, komen dan wel vanzelf aan de orde. De musici van het Concertgebouworkest hebben bovendien een groot stilistisch bewustzijn, ze pikken het heel snel op. Er zitten nog verschillende mensen in het orkest die Nikolaus Harnoncourt hebben meegemaakt. Dat geeft het vertrouwen dat we zo dicht bij de essentie van de Hohe Messe zullen komen als maar enigszins mogelijk is.’ 

Philippe Herreweghe dirigeert liever geen oude muziek bij symfonieorkesten, verklaart hij. Maar voor het Koninklijk Concertgebouworkest maakt hij een uitzondering. Hij heeft een speciale band met zowel het orkest als met Het Concertgebouw.

‘Ik kwam in mijn jonge jaren al vaak in aanraking met het Concertgebouworkest, omdat ik toen – in de jaren zeventig – regelmatig met het Collegium Vocale Gent samenwerkte met Nikolaus Harnoncourt, als hij het orkest dirigeerde in onder meer de Passies van Bach. Het Concertgebouworkest is dus al heel lang vertrouwd met de barokstijl. De musici zijn stuk voor stuk geweldige artiesten met een hoge muziekethiek. Ze leggen hun ziel in hun werk. En dan het gebouw, zo prachtig en die enorm goede akoestiek! Dirigeren in Het Concertgebouw is voor mij bijna een religieus gebeuren.’

Ik werk veel met ze, ook met de mannelijke solo­zangers die ik meeneem naar Amsterdam. De solisten moeten, behalve een ideale zanger zijn voor oude muziek, ook kunnen zingen met moderne instrumenten en in een grote zaal.’ Net als bij De ­Nederlandse Bachvereniging al een tijdje gangbaar is, zingen de solisten bij Herreweghe naast de solopartijen ook in de koorpassages.

‘Het is wel zwaar voor de zangers, die in de Hohe ­Messe bijna twee uur achtereen moeten zingen, maar ze doen het allemaal graag. Als ik een zang­solist was, zou ik ook het liefst in het koor meezingen in plaats van op een stoel te moeten wachten op mijn solo. Bovendien: zo deed Bach in zijn tijd het ook.’

Essentie en ziel

Ondanks de aanwezigheid van zijn vertrouwde, in de oude muziek gepokte en gemazelde vocalisten lijkt het nog een hele toer om het Concertgebouworkest – dat de weken voordat Herreweghe de bok beklimt vooral Mahler, Sibelius en Prokofjev uitvoert – te laten spelen in de barokstijl die Herreweghe ambieert. Hoe hij dat gaat aanpakken?

'Ik zing veel voor, want ik vind dat bij het uitvoeren van Bach ook de instrumentalisten de tekst moeten kennen'

‘Ik zing veel voor, want ik vind dat bij het uitvoeren van Bach ook de instrumentalisten de tekst moeten kennen. Die tekst, de zang, dat is het uitgangspunt. Andere zaken, zoals dynamiek en vibrato, komen dan wel vanzelf aan de orde. De musici van het Concertgebouworkest hebben bovendien een groot stilistisch bewustzijn, ze pikken het heel snel op. Er zitten nog verschillende mensen in het orkest die Nikolaus Harnoncourt hebben meegemaakt. Dat geeft het vertrouwen dat we zo dicht bij de essentie van de Hohe Messe zullen komen als maar enigszins mogelijk is.’ 

Philippe Herreweghe dirigeert liever geen oude muziek bij symfonieorkesten, verklaart hij. Maar voor het Koninklijk Concertgebouworkest maakt hij een uitzondering. Hij heeft een speciale band met zowel het orkest als met Het Concertgebouw.

‘Ik kwam in mijn jonge jaren al vaak in aanraking met het Concertgebouworkest, omdat ik toen – in de jaren zeventig – regelmatig met het Collegium Vocale Gent samenwerkte met Nikolaus Harnoncourt, als hij het orkest dirigeerde in onder meer de Passies van Bach. Het Concertgebouworkest is dus al heel lang vertrouwd met de barokstijl. De musici zijn stuk voor stuk geweldige artiesten met een hoge muziekethiek. Ze leggen hun ziel in hun werk. En dan het gebouw, zo prachtig en die enorm goede akoestiek! Dirigeren in Het Concertgebouw is voor mij bijna een religieus gebeuren.’

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.